Je verwacht het niet

Daar sta ik dan.

Om tien uur in de ochtend.

De deegroller in de aanslag.

Een minuut rollen.

Een minuut rust.

De buurvrouw aan de overkant ziet me bukken en overeind komen.

Het schaamrood verschijnt op m’n gezicht.

Een minuut rollen.

Een minuut rust.

Als ware ik Menno ga ik in de aanval.

Het vlees begint al soepel te voelen.

Nog een paar keer.

Een minuut rollen.

Een minuut rust.

Sodeknetter, je moet wat offers maken.

Het bloedt nu toch al goed door.

Een minuut rollen.

Een minuut rust.

Volhouden, nog maar één keer.

Ik krijg het gevoel dat ik in de maling wordt genomen.

Een minuut rollen.

‘Heb je een deegroller?’ vroeg de fysio.

‘Een deegroller? Nog niet,’ antwoordde ik verbaasd.

‘Koop een deegroller en ga iedere dag vijf keer een minuut over de knie, maar alleen om tien uur of vier uur. Daar zou de pees van moeten herstellen.’

Ik ga me alvast aanmelden voor Heel Holland Bewerkt Zijn Knie.

Vakantiestemming

Nog even en dan gaan we weer eilandhoppen.

Voor de tweede keer in een korte traditie laten we ons luxe leventje in de Randstad achter en laten we onze luie lichamen stranden op het prachtige eiland Schiermonnikoog.

Sinds een paar jaar mag ik met de complete schoonfamilie op vakantie naar een eiland.

Het begon jaren geleden op een van de prachtige Noorse eilanden van de Lofoten. In het plaatsje Nusfjord, vlakbij het plaatsje Å. Schitterende natuur, prachtige bossen die op dat moment van kleur aan het veranderen waren, wilde elanden, sneeuw en indrukwekkende fjorden. Fantastisch, wat een plek. Als je als schrijver op zoek bent naar een oase van rust en inspiratie zou deze plek zeker in de top 1 staan.

Na een autorit van 13 uur vanuit Tromsø, inclusief een overtocht met de veerboot, kwamen we diep in de nacht aan bij het vakantiehuis. Twee volgepakte auto´s met alleen het hoognodige; warme kleding, wat spelletjes en wat leesvoer. Ons verblijf bevond zich in het haventje van het piepkleine plaatsje, vanwaar in vervlogen tijden de vissers de Noorse Zee bevisten. De vangst werd vervolgens op de oevers van de fjord gedroogd en gerookt. Het huisje zag er traditioneel Noors uit en was ook eenvoudig ingericht, verstoken van enige luxe: een zitgedeelte, eetgedeelte en wat slaapkamers met stapelbedden was het Noorse begrip van Center Parcs.

Al snel maakte we kennis met de Noorse gastvrijheid. Onze Noor, mijn zwager, stond na aankomst al in de keuken om een maaltijd te bereiden. Een ietwat vreemde gewaarwording voor het Hollands gezelschap die al zowat in bed lag. Het verdere verblijf bestond uit ontspannen wandelingen, een riskant vistochtje tussen de fjorden, veel Aquavit, spelletjes, fantastisch eten en gewoon heerlijk ontspannen.

Vanwege dit succesvolle uitje was het idee geboren om jaarlijks met de schoonfamilie op vakantie te gaan. Waren we toen nog met z´n achten, ondertussen was het gezelschap uitgebreid tot twaalf personen, waaronder twee peuters,en viel de keuze op het Nederlands equivalent van de Lofoten: de Waddeneilanden. Minus de fjorden, bossen, elanden en sneeuw lijkt het als twee druppels Waddenzee op de Lofoten.

Om de beleving compleet te maken werd gekozen voor Schiermonnikoog. Een eiland dat je terugvoert naar de hippietijd van je ouders toen zij stickies rookten en ‘make love, not war’ riepen naar iedereen die het niet wilde horen, waar gemotoriseerd vervoer iets is dat alleen in folklore voorkomt, waar de bioscoop bestaat uit de aula van het plaatselijke gemeenschapshuis waar de kaartjes verkoper, kaartjes knipper, snack verkoper en projector bediende dezelfde persoon is, waar iedereen vroeg in de ochtend in huifkarren naar het strand trekt onder begeleiding van Jan met zijn gitaar die gepassioneerd ‘Kumbaya My Lord’ zingt en ’s avonds weer in dezelfde huifkarren met Jan en zijn gebroken gitaar weer naar het dorpscentrum trekt.

Daar, tussen die hippies, komt het gezelschap uit de Randstad aan. Bepakt en bezakt met de inhoud van drie auto’s met alleen het hoognodige: ieder zijn eigen laptop, zijn eigen e-reader, twee spelcomputers, ieder met zijn eigen mobieltje naarstig op zoek naar de inlogcode van de wie-fie, speelgoed genoeg voor een kleuterklas en ieder een korte broek of bikini. Waar opa en oma na bijna 40 jaar huwelijk elkaar verliefd aankijken: ‘Wat doen we vanavond, schat. Jouw ipad, of mijn ipad’. Mijn zoon laat zijn hoofd uit schaamte met een luide zucht zakken. Waar onze Noor elke ochtend begint met bereiden van het avondeten, waar de plaatselijke vishandel is gewaarschuwd is voor onze komst zodat ze niet nog eens hoeven te vragen of ze alsjeblieft nog één stukje mogen houden zodat de rest van het eiland ook nog wat heeft.

Waar, ondanks alle luxe die we niet kunnen missen, het echt genieten is van een dagje op het strand, je heerlijk kunt fietsen en wandelen. Waar naar de bioscoop gaan nog echt een belevenis is. Waar je alleen kunt zijn met een schriftje op schoot en kunt luisteren naar de golven die zicht op het strand gooien. Waar het heerlijk vertoeven is met een glas wijn op het terras terwijl je kijkt naar langstrekkende huifkarren en andere Randstedelingen die hun kroost naar het avondverblijf drijven.

Schiermonnikoog. Ik kan niet wachten.

Een barre tocht

In mijn wielerkleding zie ik eruit als Robert Gesink, althans qua kleding dan of misschien meer als Laurens Ten Dam. Mijn zorgvuldig opgeslagen wintervet gaat verhult in een iets te strak wielershirt met korte mouwen, de spierwitte armen zijn het bewijs dat er nog niet veel kilometers in de benen zitten. De zeem in het zwarte korte broekje met galgen is ingevet voor de lange zit. De drie zakjes op de rug zijn gevuld met reservebanden, boterhammen en snacks voor de broodnodige snelle energie. De bidon is gevuld met zoveel sportdrank dat menig kind een week door het huis zou stuiteren. De fiets hangt al weken klaar in de schuur, elk onderdeeltje zorgvuldig gepoetst en gesmeerd, de afgetopte handschoentjes en de helm hangen klaar aan het stuur. De route zit in mijn hoofd, de fiets-app op mijn mobiel staat klaar voor gebruik zodat ik na de rit de ogen van al mijn Facebook vriendjes en vriendinnetjes de ogen kan uitsteken.

De herinnering aan vervlogen fietstochten houdt me al weken bezig. Jezelf met een snelheid van 90 kilometer per uur op twee dunne bandjes van een berg storten, met de kin op het stuur en handen in de beugels je zo klein mogelijk maken, tranen in je ogen door de snelheid, snel moeten reageren als net na de bocht onverwachts een auto in tegengestelde richting je de weg wil versperren. Je compleet stuk rijden tegen een berg, nou ja, heuvel. Je met lood in je benen omhoog werken, samen met honderden andere Laurens Ten Dammen, het publiek dat je in de berm staat aan te moedigen. ‘Kom op! Je kunt het! Je bent er bijna!’ schreeuwen ze onderaan de berg. Doe het lekker zelf, denk je na de vijfde berg. Na berg nummer twaalf gaat elke trap vergezeld met een ‘Oef’, ‘Tsss’ en ‘Kom op!’. Toeschouwers langs de weg lachen je na. ‘Nee, jij ziet er lekker uit.’ Zeven uur later kom je compleet leeggezogen, uitgeblust en uitgeput na 180 kilometer over de finish als nummer 135 van de 400. Man, dat waren nog eens tijden.

Vol goede moed stap ik op de fiets en klik me als een prof vast aan de pedalen. Eerst maar windje tegen zodat ik naar huis windje mee heb. Het is nog lekker vroeg op deze zondagochtend dus weinig kans op bekenden.

Na 45 minuten wordt de eerste vermoeidheid al voelbaar, ik moet er nu toch al bijna 25 kilometer op hebben zitten. De kilometerteller toont aan dat de interne meter een ander wielformaat heeft, 17 kilometer pas. Langzaamaan beginnen de benen al zwaar te worden, de verzuring treedt al snel op tegenwoordig. Wat snelle energie zou moeten helpen.

Na een kwartiertje pauze gaat de rit verder. Windje mee nu. Weer een stoplicht. Het zitvlak protesteert bij elk rood licht. Niet stoppen, rij nou door, anderen doen het ook. Met een stekende pijn neem ik weer plaats op het zadel als het licht op groen springt.

Nog 10 kilometer. Oh, vervloekt. Die brug. Ik kom uit het zadel en begin de Col de la Tourette als een ware Kenny van Hummel. ‘Kutbrug, verdomme!’. Eenmaal over de bergtop helpt de zwaartekracht me naar de finish. Uitgeput en duizelig stap ik na twee uur van de fiets en loop met luid geklik naar de schuur.

Mijn fiets zet ik naast mijn andere, lekstaande fiets. De spinnenwebben tonen aan dat er weinig kilometers op de teller staat.

De lege bidon zet ik op het aanrecht. Ik gooi mijn fietskleding in de wasmand en na een douche val ik in slaap op de bank.

Een klein ritje voor de mensheid, een grote overwinning op mezelf.

Tulpenmoord

Gijs was weer eens laat.
Het was al weken druk op het werk en voor de zoveelste keer had hij Henry moeten appen dat hij etenstijd niet zou halen.
De sneeuw maakte het er niet beter op. Een gekkenhuis op de weg door drie sneeuwvlokjes met een file van 30 kilometer als gevolg. Idioterie.
Met het bord op schoot zat Henry op de bank, RTL Boulevard op de achtergrond.
Terwijl hij de gortdroge kipfilet met de gebakken aardappeltjes en doperwten naar binnen werkte zat hij met zijn gedachte bij Charles en Gijs.
Gijs, Charles en Henry woonde al 7 jaar samen in Gasselte.
Tuurlijk, het was niet altijd vanzelfsprekend geweest in zo’n kleine gemeenschap om zo’n open relatie te hebben. De eerste 4 jaar was het vechten tegen de vooroordelen, roddels en achterklap. Het hielp ook niet dat Charles en Gijs van de stad kwamen en een kleine gemeenschap niet gewend waren.
Charles had nog zijn wekelijkse uitlaatklep als dragqueen in het Groningse uitgaansleven. “Al woon ik in Maastricht, m’n fans kunnen niet zonder Red Norma!”
Gijs had zijn ziel en zaligheid in de architectuur bij een klein kantoor in Amsterdam.
Henry had zijn baan als leraar op een vmbo in Assen, wat het soms alleen nog maar ongemakkelijker maakte qua vooroordelen natuurlijk, maar hij was kleine dorpen wel gewend en wist zich goed te mengen in het dorpsleven.
Na 4 jaar was het voor iedereen toch wel duidelijk dat zij niet die viespeuken waren van wie je de verhalen altijd in de krant las. Wat voor rare hobby’s ze er ook op na hielden.
Henry had het er altijd al vreselijk moeilijk mee dat Charles ieder weekend in Groningen optrad. Er waren zoveel meldingen geweest van knokpartijen en slechte drugs dat hij het hele weekend niet kon slapen en pas gerust was als Charles ’s maandagmorgens weer thuis was.
Gijs verklaarde hem altijd voor gek dat hij zich zo gek liep te maken, maar hij kon niet anders.
Het leek sowieso wel alsof het Gijs allemaal niets kon schelen. Gijs maakte zich alleen maar druk om zijn werk en zijn carrière als architect. Voor hem leek het allemaal routine geworden.
Vroeg opstaan, een snelle douche, soms een vluggertje voor het ontbijt, en dan maar weer naar Amsterdam Zuid-Oost. Weer 2,5 uur in die klote auto. Nog 5 weken voor hij zijn nieuwe baan in Assen kon betrekken. Nog 3 weken heen en weer tussen die idioten op de weg. Het is dat hij van Henry en Charles hield anders was hij mooi in Amsterdam gebleven.

Henry barstte voor de televisie in huilen uit van de zenuwen.
Charles was maandagochtend niet thuisgekomen. Hij had zaterdag en zondag optredens in de Rits en zou zoals gewoonlijk maandagochtend na de brunch thuis zijn. Zijn dragshows waren altijd een groot succes en dit weekend was de kaartverkoop weer bijzonder goed verlopen.
Henry had Gijs ’s middags op zijn werk gebeld.
‘Ik vertrouw het niet, Gijs. Ik heb een heel naar gevoel. Het is niets voor Charles om niets van zich te laten horen,’ snikte hij door de telefoon.
‘Rustig nou maar, schat. Het zal vast niets zijn. Echt. Het is toch niet de eerste keer dat hij later is?’ Gijs gaf wel antwoord maar zat ondertussen aan zijn tekeningen te werken.
‘Jawel, maar normaal krijg ik nog wel een lief berichtje van hem om me welterusten of goedemorgen te wensen, maar nu helemaal niets. Ik zeg je, er is wat mis.”
‘Wacht nou maar rustig af, hij zal zo heus wel komen. Ik zie je vanavond wel. Niet vergeten dat ik eerst nog naar die klant in Eindhoven moet dus ik ben rond zes uur thuis. Hou van je.’
‘Ik ook van j…’
Gijs had alweer opgehangen.

De Friese staartklok had net zeven keer schel geklonken toen de voordeurbel ging.
Henry haastte zich naar de deur.
‘Ben je je sleu….’ Hij maakte zijn zin niet af.
Voor de deur stonden twee politieagenten.
‘Meneer Maat?’ Vroeg één van de agenten.
‘Ja, dat ben ik.’ Henry keek vol verbazing naar de verregende personen. die onder het afdakje beschutting zochten van de natte sneeuw.
‘Mijn naam is Welling, politie Drenthe. Dit is mijn collega Mulder. Kent u ene Charles Hubbing?’
‘Ja.’
‘Mag ik even binnenkomen?’
‘Ja, ja…ehm,natuurlijk, komt u verder.’
Henry opende de deur verder, liet de agenten binnen en leidde hen naar de woonkamer. De agenten namen plaats op de bank, nadat hij snel zijn half lege bord op tafel had gezet.
‘Kan ik u wat te drinken aanbieden?’
‘Nee, dank u. Misschien kunt u beter even gaan zitten,’ zei agent Welling.
Verbouwereerd nam Henry plaats in de loveseat.
‘Wij kregen vanmiddag een melding binnen van een wandelaar die iets verdachts had gezien nabij de Lunsveenweg in Drouwen. Nader onderzoek ter plekke wees uit dat het levenloze lichaam van meneer Hubbing gevonden was. Hij werd ontdekt in hunebed D26. Zijn auto werd even verderop aan de Veldweg gevonden. Sporen op het lichaam wijzen op ernstige verwondingen. Wanneer heeft u meneer Hubbing voor het laatst gezien?’
Het was alsof Henry een klap met een voorhamer had gekregen. Al zijn energie leek uit zijn lichaam te zijn geslagen en het werd zwart voor zijn ogen.
‘Ik…ik…heb Charles vrijdag voor het laatst gezien…’ stamelde hij met tranen in zijn ogen, terwijl hij met zijn armen op de kussens leunde.
‘Hij had een optreden in Groningen dit weekend en zou vanmorgen thuiskomen……weet….weet u zeker dat het Charles is?’ De ongeloof en wanhoop stond op zijn gezicht.
‘Ik vrees van wel. Uit zijn persoonsgegevens en vingerafdrukken blijkt dit het geval te zijn. Ik verzoek u wel mee te komen naar het bureau om het lichaam te identificeren.’
‘Ja, natuurlijk. Mijn vriend is onderweg. Ik moet hem echt bellen. Hij is onderweg en staat in de file.’
‘Uw vriend?’ Vroeg de verbaasde agent.
‘Mijn vriend Gijs. Gijs Brink.’
‘Wat was uw relatie met meneer Hubbing?’
‘Hij is…was…mijn partner.’
‘Uw partner?’ Vroeg de agent wederom verrast.
‘Ja. Mijn partner. Charles en Gijs zijn mijn partners.’ Henry probeerde door zijn waterige ogen de agent aan te kijken, terwijl hij zijn neus afveegde met een zakdoekje die hij uit de bruin leren schooltas had gepakt die hij die middag naast de loveseat had gezet toen hij van school kwam.
Op dat moment klonk het gerinkel van sleutels en het geluid van de deur die open werd gedaan.
Met een gil stond Henry op en rende naar de voordeur om de verbaasde Gijs in zijn armen te vallen.
‘Charles is dood!’ Schreeuwde Henry het uit.
‘Wat?! Waar heb je het over. Doe eens rustig!’ Gijs duwde Henry van zich af en probeerde te begrijpen wat er aan de hand was.
‘Charles is dood! Ik zei toch dat ik een slecht gevoel had!’
De agenten waren inmiddels uit de woonkamer naar de gang gelopen.
‘Meneer..Bink?’
‘Brink. Wat is hier aan de hand?’
‘Mijn naam is Welling, politie Drenthe. Dit is mijn collega Mulder. We hebben het lichaam van meneer Hubbing gevonden. Hij is onder verdachte omstandigheden om het leven gekomen. Wanneer heeft u dhr. Hubbing voor het laatst gezien?’
‘Vrijdagochtend. We waren allebei vroeg wakker die ochtend en hebben nog even wat met elkaar gevoosd onder de douche voordat ik naar mijn werk ging.’
Welling en Mulder keken elkaar aan vanuit hun ooghoeken en probeerden professioneel over te komen. Het schaamrood op hun wangen verraadde hun ongemakkelijke positie.
‘Juist. Kunt u allebei meekomen naar het bureau voor identificatie?’
‘Ehm…ja, ja, natuurlijk. Moet dat nu?’ Vroeg Gijs.
‘U kunt morgenochtend langskomen om een verklaring af te leggen.’

Op het politiebureau hadden Henry en Gijs de afgrijselijke taak het lichaam van hun overleden partner te identificeren.
Een taak die Henry teveel werd en ondersteund door Gijs vertrokken ze uit het mortuarium nadat ze het opgezwollen gezicht van Charles hadden gezien. Nauwelijks herkenbaar, maar duidelijk Charles.
‘Wat is er in hemelsnaam gebeurd! Wie heeft dit gedaan?!’ Henry had het niet meer.
Gijs had zijn armen stevig om Henry geslagen en zat met betraande ogen tegenover rechercheur Lieftink in verhoorkamer 2 van het politiebureau.
‘Helaas kunnen we u nog niet veel meer vertellen dan wat wij hebben aangetroffen. Zoals u heeft kunnen zien is het lichaam zwaar verwond, wat zou kunnen duiden op een gevecht. De auto die vlakbij het hunebed stond is onderzocht op sporen en er is een koffer gevonden met daarin een jurk, pruik, knielaarzen en make-up artikelen. Tevens zijn er sporen van sperma gevonden. Van wie wordt nog onderzocht. Ook zijn deze op het lichaam gevonden.’
Rechercheur Lieftink schoof drie paarse tulpen over de tafel.
‘Wat moet dit voorstellen? Is dit een grap?’ Henry rukte zich uit de armen van Gijs en sprong omhoog.
‘Tulpen!’
‘Tulpen. Drie stuks. Paars. Heeft u enig idee wat dit zou kunnen betekenen?’
‘Geen idee, man! Hoe zou ik dat moeten weten?’
Gijs pakte Henry bij de arm en probeerde zijn partner tot bedaren te brengen.
‘Snap je het dan niet. Iemand probeert ons wat te vertellen.’ Zei Gijs kalm.
‘Vertellen. Hoe bedoel je?’ vroeg rechercheur Lieftink.
‘Drie paarse tulpen. Wij zijn met z’n drieën. Paars. Paars is de kleur van onze gemeenschap, zoals je wilt. Het is een boodschap.’
‘Is er enige aanleiding om te denken dat iemand jullie iets zou willen aandoen?’
‘Niet direct. Volgens mij niet. We hebben het niet makkelijk gehad maar wonen al jaren min of meer in harmonie.’
‘Min of meer?’
‘Er zijn er altijd geweest met bedenkingen, openlijk of niet, over onze relatie,’ zei Gijs.
‘Doe niet zo raar! Dat is toch allang achter ons. Dat hoofdstuk is toch allang gesloten.’ Henry keek verbaasd van Gijs naar rechercheur Lieftink.
‘Doe niet zo onnozel, Henry. Denk je nou echt dat de mensen ons hier accepteren. Dat schijnheilige gedoe is nooit anders geweest. Je draait je rug om en ze kleppen over je.’
‘Maar dat is toch geen reden voor…dit….dit kan niet waar zijn!’

Henry draaide zich nog maar eens een keer om en ging nog wat dichter tegen het warme lichaam van Gijs liggen.
De afgelopen dag was een nachtmerrie geweest waaruit hij maar niet kon ontwaken. Van slapen kwam het maar niet, hoe kon je slapen wanneer je iedere keer als je de ogen sloot je het gehavende gezicht van Charles voor je zag.
Gijs was een steun en toeverlaat geweest de afgelopen dagen en had de zorg voor Henry op zich genomen, die volledig was ingestort. Hij had altijd al kunnen terugvallen op Gijs in noodgevallen, die altijd de rust zelve leek, terwijl hij en Charles de dramaqueens van het stel waren.

Gevaarlijke spin loopt vrij rond

Zoals elke ochtend begon ik de digitale dag op NOS.nl, even op mijn gemak de koppen doorlopen.

Eerst kijken of er nog belangrijke verschuivingen in de Tour de France zijn natuurlijk.

Vanuit een ooghoek zie ik bovenstaande kop staan. In eerste instantie zag ik alleen ‘gevaarlijke spin’, maar als snel zag ik de volledige kop! Een gevaarlijke spin in Rijnsburg?! Wat krijgen we nu?

Snel doorklikkend blijkt er een exemplaar meegelift te zijn uit Zuid-Amerika. Twee medewerkers hadden het dier aangetroffen bij een lading bloemen in de bloemenveiling bij mij om de hoek, nu is Rijnsburg niet echt een grote plaats dus alles is bij mij om de hoek. Diervriendelijk zoals ze zijn hebben ze het ongedierte in een naastgelegen bosje vrijgelaten. Hartstikke lief.

Nu moet je weten dat ik vrij weinig met kleine diertjes heb. Honden, katten, paarden, olifanten zijn schattig, lief en leuk om naar te kijken of op je schoot te hebben, maar alles kleiner dan een chihuahua zorgt bij mij voor jeuk op vervelende plekken. Sterker nog, ik roep mijn vrouw erbij als er weer eens van dat achtpotige tuig in mijn gezichtsveld verschijnt. Zelfs van die hele kleine, mini beestjes die vliegensvlug over het behang marathons aan het rennen zijn zorgen voor zweetdruppels.

En nu loopt er zo’n Shelob vrij hier in de natuur. ‘Het beestje is dodelijk, maar de kans is nihil.’ Waarom zeg je het dan?!

De 400 meter van kantoor naar huis zijn toch zeer bedachtzaam verlopen. Ik hou het hoofd normaal gesproken al naar beneden, maar nu helemaal. Zal je zien dat het mormel je vanuit een boom bespringt. Springen! Mijn hemel. De gedachten al dat je het tegenkomt, je het met de grootste moed probeert te verjagen en het kreng springt naar je toe, brrrrrr.

Thuis open ik voorzichtig elk kastje en verwacht elk moment in een cocon verpakt te worden, een lekker snackje voor later, genoeg eten voor een maand. Alsof ik het dodelijke gif al door mijn lichaam voel vloeien heb ik een visioen dat ik in de auto zit en opeens vanuit een ooghoek iets op de schouder zie bewegen. Een gil, een ruk aan het stuur, een klap en zeg maar dag tegen Lex. De spin komt er zonder schade vanaf.

Ik herinner me ook een artikel van vorig jaar. Een Amerikaan had zijn huis laten afbranden. Hij zag een monsterlijke spin en dacht het beest te verdelgen met open vlam. Ik sta open voor alles.

Voorlopig blijf ik maar met de benen omhoog op de bank zitten met mijn fles water, ik kan 3 dagen zonder eten en heb een blaas als een kameel.

Of ik wacht gewoon tot mijn vrouw thuiskomt.

Loading