Aan de deur wordt niet gekocht

Met de regelmaat van een op hol geslagen Friese staartklok, wordt onze deurbel ongewenst betast. Ondanks de sticker op het ruitje van onze mintgroene voordeur met het vriendelijke verzoek aan verkopers, geloofsovertuigers en collectanten om onze bel vrij van vingerafdrukken te houden. Je vraagt mensen iets niet te doen, doen ze het toch. Heel vreemd.
Buiten het feit dat dit regelmatig een hartverzakking oplevert – mijn hemel, wat staat dat ding hard – levert dit natuurlijk ook de onnodige abonnementen op. De andere verantwoordelijken voor mijn hartverzakkingen zijn de bezorgers van reclamefolders en de vodjes met het plaatselijke leedvermaak. Het hoeft echt niet met zoveel geweld! Je zou bijna een brievenbus met verende klep halen, alleen maar om de bezorgers aan te leren wat rustiger aan te klepperen – heeft mij vroeger ook al menig pijnlijke vinger opgeleverd tijdens mijn bezorgronde, revengé!
Van de drie categorieën zijn de geloofsovertuigers en collectanten nog de meest begripvolle. Voorheen moest ik de Jehovah’s getuigen nog afbluffen met ‘Nee, dank u wel. Ik geloof in aliens.’ Nu is de sticker afdoende om mijn rust een soort van te garanderen. En goede doelen kies ik liever zelf uit, in plaats van dat ik met een boze blik wordt nagekeken omdat ik weer niets heb gegeven.
Aangezien wij nogal gemakkelijk te beïnvloeden zijn en onze vriendelijkheid naar de medemens (kuch) onze eigen valkuil is, zijn wij toch maar overgestapt naar een beleefd verzoek om met rust gelaten te worden. Na vier keer van energieleverancier te zijn veranderd, vijf abonnementen op leesmappen en de Reader’s Digest, leek het ons toch verstandig om onszelf enigszins te beschermen.
Zodra de roedel verkopers door de straat beweegt, vluchten we naar binnen, gaan de lichten uit en zitten we heel stil achter de voordeur in de hoop niet gezien te worden. Vergeet je de televisie uit te zetten.
Plichtsgetrouw doe ik de deur net genoeg open, om te kunnen zien wie er voor de deur staat. Net zoals wanneer de huistelefoon gaat, kan ik niet niet opnemen. Een oerinstinct maakt dat ik de telefoon op moet nemen, ook al zit ik te eten of ben ik op andere manieren verwikkeld in huishoudelijk tijdverdrijf.
‘Goedenavond. Niet schrikken hoor, we hebben geen kwaad in de zin,’ zegt een van de twee jongemannen die wel erg veel van mijn comfortzone opeist. Deze openingszin wekt al de nodige argwaan; alsof de volgende keer dat er gebeld wordt de kans bestaat dat er mensen voor de deur staan die wel kwaad in de zin hebben. Ik ga in de deuropening staan, houd de deurgreep stevig vast met mijn rechterhand en blokkeer het zicht naar binnen.
De twee enthousiaste jongens tonen beiden een pasje van de Vriendenloterij.
‘Geen verkopers? Dat is vast niet voor ons bedoeld,’ de jongen grijnst er breed bij. Zijn partner kijkt mij lachend aan met een nietszeggende blik.
‘Wij zijn van de Vriendenloterij. Bij u in de buurt zijn prijzen gevallen, u bent uitverkozen om ook kans te maken op mooie prijzen. U kunt vrijblijvend een maand gratis meespelen, daarna bent u tot niets verplicht en kunt u gemakkelijk weer opzeggen. Welke naam mag ik invullen?’
Vriendelijk maar overtuigend zeg ik dat ik niet wil deelnemen.
‘Hoe bedoelt u? U wilt toch ook kans maken op deze mooie prijzen?’ In zijn ene hand heeft hij een klembord vast, in de andere heeft hij een pen bijna op het papiertje.
‘Nee hoor, dankjewel. Ik heb geen interesse.’ Klinkt standvastig, toch?
‘Weet u het zeker? Waarom niet?’ Zijn collega kijkt mij nog steeds met dezelfde nietszeggende blik aan.
‘Ik doe niet mee aan dit soort dingen. Fijne avond.’
Ik doe de deur dicht en ga met een opgelaten gevoel op de bank zitten. Trots op mezelf dat ik niet heb toegegeven.
In het winkelcentrum staat een jongeman in witte jas met daarop het logo van de Postcodeloterij te praten met een vrouw, op de grond staat haar gevulde boodschappentas. In haar handen heeft ze een klembord en een pen, ze ondertekent het formulier en ontvangt het carbonpapiertje om mee naar huis te nemen. Weer een zieltje gewonnen.
Op een bankje zit een collega van de jongen te wachten op een volgend slachtoffer.
Niet kijken, geen oogcontact, als hij mij maar niet ziet. Ik ben onzi…
8 april 2016: weer niets gewonnen.

Loading