Lex de Bouvier

De verhuiswagens staan al bijna voor de deur. Nog maar zes maanden te gaan. De verhuisstress begint nu toch behoorlijk te stijgen. De eerste verhuisdozen staan al uitgevouwen, klaar om gevuld te worden. Spullen die sinds de vorige verhuizing op zolder zijn gestald, staan klaar om gedoneerd te worden aan de plaatselijke afvalverwerking. Zelfs de kringloopwinkel wilde zich niet branden aan ons verzameling van nutteloze objecten.

Afgelopen week werden we opgeroepen voor ons ´meetmoment´ – nee, niet om te kijken of we door de deuren passen; voor het eerst mochten we ons nieuwe huis in om te kijken of onze wensen goed zijn verwerkt en om alvast wat ruimtes op te meten voor vloerbedekking en gordijnen. Na maanden van een afstandje kijken hoe onze woning groeit, konden we dan echt ‘ons’ huis in. Voorlopig is er natuurlijk nog niets van ons, maar van de aannemer en de bank.
Voor iemand die alleen maar gewend is om alles op tekening en een computerscherm te zien, is het een beetje vreemd om in je eigen 3D-model te lopen. Wij hebben een woning gekocht waar ik zelf de tekenaar van ben (ik ontken alles zodra er problemen zijn natuurlijk, dan is het een of andere vage architect die het gedaan heeft). Na meten klopt alles ook nog, tot op de centimeter – een tekenaar denkt in tientallen getallen achter de komma en zuivere rechte lijnen, een bouwvakker vindt speling van een centimeter meer dan normaal. Ik noem dat een gapend gat! Aandelen in de fabrikant van purschuim noem ik een gat in de markt.
Het fijne van een nieuwbouwhuis kopen, is dat ik het niet zelf hoef te bouwen. Als kantoorslaaf ben ik hopeloos op een bouwplaats, op school stond ik ook al verloren te staren naar een plank, hamer en spijker. Hoe nu, met de wat nu, op de wie nu? Je zult Kevin McCloud niet snel op onze bouwplaats aantreffen. Twee linkerduimen, microneu – censuur – op de maatvoering en niet in staat om door een onaf product te kijken: ‘het moet eerst een rotzooi zijn om iets mooi te vinden’. Ja, de groeten. Ook met de ruwe bolster, bouwvakhumor kan ik niet zoveel; iemand op pad sturen voor een plintladder is uiteraard hilarisch. Humor over tieten, wijven en homo’s doodvermoeiend en constant met je neus in het bouwvakkersdecolleté van je collega hangen is genoeg om ’s nachts schreeuwend wakker te worden. Zo, vooroordelen zat.
Nu het einde van de bouwperiode nadert, mag ik officieel los gaan op de inrichting. Dat doe ik al 1,5 jaar, maar nu mag ik officieel in paniek raken. Kleurtjes, staaltjes, monsters, samples, offertes, prijzen per vierkante meter, strekkende meter, inclusief btw, exclusief btw. Hoeveel kleuren wit zijn er eigenlijk?!
Net als dat ik me kan verliezen in een wand die een duizendste van een millimeter scheef staat, raak ik het spoor bijster in alle kleuren – waarom is beige op de RAL waaier anders dan op de Sigma waaier, soorten vloerbedekking, sauswerk, spuitwerk, tegeltjes. Heerlijk. Als het niets wordt als bouwkundig tekenaar, kan ik altijd nog aan de slag als interieurarchitect. Lex de Bouvier.
Het nemen van een besluit hoort niet tot een van mijn beste karaktertrekken. De kans dat er voor oplevering van het huis dan ook al beslissingen zijn gevallen over de inrichting is miniem te noemen. Gelukkig liggen onze smaken niet erg ver uit elkaar – de een houdt van schreeuwend paars met een streepje, de ander van lichte, zachte, warme kleuren om rustig thuis te komen. Net als m’n zoon krijgt ze één muur waar ze los op mag gaan, de rest is van mij, zei hij stoer.
Ik denk dat we het de eerste paar maanden moeten doen met betongrijs, cementdekvloergrijs en grondverfwit.
Ik had gezegd dat we voor kerst klaar zouden zijn.

 

Ik heb niet gezegd kerst 2016.

Loading