Het mes snijdt aan twee kanten

Het broodmes zakt diep in het vlees. Geen sensatie, geen extase, maar verwarring. Waarom voel ik nu ook niets. Langzaam druk ik het mes dieper, totdat ik het bot van mijn pols raak. Een scherpe, brandende pijn overmant me. Heerlijk. Het bloed sijpelt via het lemmet langs mijn hand op de grond en vormt een plas. Een gevoel van gelukzaligheid. Ik leef. Sterf, verdomme. Ik voel de kracht uit mijn benen wegvloeien, eindelijk grip op mijn leven.
‘Wat sta je nou te dromen, Iris. Dat mes wordt niet vanzelf schoon. Hier, een theedoek. Treuzel niet zo, ik heb nog meer te doen.’ Ma smijt de theedoek in mijn gezicht, het mes valt op de grond. Ik zak door mijn knieën en raap het op. Ongeduldig staat ze met een net gesopt mes te wachten. Zal ik? Ik droog de messen en leg ze in de besteklade. Morgen, echt.


‘Hoe gaat het op school?’ Met wilde bewegingen sopt ma een bord af, het water in de gootsteen klotst over de rand en klettert op de vloer. Te hard zet ze het bord in het druiprek. Is het weer zo’n avond.
‘Goed.’ Alsof jou dat wat interesseert. Ik pak het bord uit het rek en droog het af. Hoe vaak heb ik nu met een mes in mijn handen gestaan, ziet ze dan echt niet dat ik niet verder wil?
‘Goed. Daar kan ik niets mee.´ De spetters vliegen in het rond als de afwasborstel hard het ruime sop raakt. ´Hoe bedoel je, goed? Hoe zijn je toetsen gegaan?’ Met een hand leunend op het aanrechtblad, kijkt ze me strak aan, haar bril zakt van haar neus.
‘Een zesje moet wel haalbaar zijn.’ Hoe weet zij dat nou weer.
‘Een zesje. En daar neem jij genoegen mee? Heb je überhaupt wel geleerd, Iris. Je bent vaker niet thuis dan wel, je hangt altijd bij die vriendinnen van je. Ik zie je niet eens huiswerk maken. Neem verdomme eens een voorbeeld aan je zus. Irma haalde altijd goede cijfers.’
‘Ma!’ Een stukje keramiek vliegt van het bord als ik het te hard op de andere borden zet.
‘Niks ma. Je gaat nu maar eens je best doen. Als ik je e-mails niet controleerde, zou ik niet eens weten dat je toetsen had. Je vertelt me nooit wat, je bent alleen maar met jezelf bezig. Ik werk me de pleuris voor je, maar waar doe ik het eigenlijk voor. Als je vader hier was…’ Ma houdt de druipende afwasborstel dreigend voor mijn neus.
‘Ja, maar hij is er niet.’ Met de theedoek sla ik borstel de weg. ‘Als jij hem niet had weggejaagd…’ Ik schrik er zelf van dat ik de woorden uitspreek. Ik weet dat het fout is en dat ik haar kwets, maar het kan me niets schelen. In haar ogen kan ik nooit wat goed doen, op alles wat ik doe heeft ze commentaar, altijd wil ze controle over me hebben en nu kijkt ze zelfs mee in mijn mail. Het laatste beetje voor mezelf ben ik nu ook kwijt, alweer.
Ik smijt de theedoek in de gootsteen, storm zonder om te kijken de trap op en gooi de slaapkamerdeur zo hard mogelijk achter me dicht, een van mijn Nightwish posters dwarrelt van de muur. Huilend laat ik me op bed vallen. Het is weer net zo erg als toen, die onophoudelijke bemoeizucht: waar zijn jullie, waar gaan jullie naartoe, hoe laat zijn jullie thuis, is je huiswerk al af, als je vader niet meer thuis komt is dat jullie schuld, heb je je daar ook goed gewassen, laat mij maar. Papa probeerde om te gaan met haar ziekte, maar brak en verloor de controle over zichzelf.

Mama opende de slaapkamerdeur, de ijzige gil galmt nog steeds in mijn oren. Irma lag levenloos op bed, haar polsen doorgesneden. Ik zat levenloos in de hoek. De wanhoop in papa’s ogen terwijl hij me keer op keer stak, bezorgt me nog nachtmerries. Papa dacht ons te bevrijden, het enige waar ze geen controle over had. Irma kon ik niet redden, ik redde mezelf door me dood te houden. Papa liet ons achter en sprong van 12 hoog. Sinds die dag ben ik dood maar moet ik door met leven.

Ma opent de slaapkamerdeur, komt naast me op bed zitten en begint hard te huilen.
‘Sorry, schat. Ik ben zo bang je weer kwijt te raken.’
Ik kom overeind en omhels haar.
‘Als je wilt dat ik blijf, laat me dan los.’
‘Morgen. Echt’.

Loading