de vrijdagmiddagborrel

Freek was snel naar boven gevlucht en had zich met de kinderen verstopt in de linnenkast. Alicia en Hanna zaten snikkend ineengedoken naast hun vader. Zonder na te denken had hij de paniekknop in de kast ingedrukt. Freek had de knop laten installeren na de vorige uitbarsting van Petra. Hij kon niet weten dat hij de knop nu al moest gebruiken.
Petra was via de achterdeur thuisgekomen van haar werk en stond te schreeuwen in de keuken. ‘Hoe vaak heb ik nou gezegd je rotzooi achter je reet op te ruimen, randdebielen!’ schreeuwde ze luidkeels. ‘Laat mama het maar weer opruimen. Alsof ik godver niets anders te doen heb na een week werken!’
Freek wist al hoe laat het was toen hij haar in de tuin luid vloekend hoorde aankomen, nadat ze bijna over een achtergebleven speelgoedauto was gestruikeld. Elke vrijdagmiddag was het raak als Petra van de borrel thuiskwam. Met deze hittegolf was er niet veel nodig, elke misstap was er een teveel. In het begin van hun relatie kon hij haar nog wel aan. Het bleef meestal bij een onschuldige klap tijdens een dronken bui. Maar in de loop der jaren werden de buien, en de klappen, heviger.
Vaak raakte ze hem op de armen of de buik, zelden op zichtbare plekken. Als het dan toch tot een blauw oog kwam, gaf hij op zijn werk als uitleg dat hij een ongelukje had gehad tijdens het klussen. Hij had er nooit echt over durven praten, welke man wil nou toegeven dat hij zijn vrouw niet aan kan.
Vertrekken zat er ook niet in, waar moest hij heen met de kinderen? Toegeven dat hij mishandeld werd kon hij niet. Hij schaamde zich dood. Eigenlijk wilde hij ook niet weg. Ondanks de klappen hadden ze ook goede tijden gekend en Petra had al vaker gezegd te zullen stoppen met drinken, voor hem, voor de kinderen. Hij had ondertussen een olifantenhuid gekregen van alle klappen en alle verschrikkelijke ziektes die naar zijn hoofd werden geslingerd. Ach, de kinderen. Bibberend en snikkend zaten ze naast hem in de kast.
‘Waar zitten jullie,’ schreeuwde Petra vanuit de keuken.
‘Stil nou, laat mama niet horen dat we hier zitten,’ fluisterde hij. Als je eigen kinderen bang voor je zijn moet er toch iets verschrikkelijk mis zijn, dacht hij. Wat een stel egoïsten zijn we toch ook. Bij elkaar blijven. Voor wie, voor onszelf, voor de kinderen, om de schone schijn op te houden? En tegen welke prijs? De kinderen gaan hier aan onderdoor. Het was alsof hij zichzelf probeerde te overtuigen van wat hij eigenlijk al wist.
Ze moesten hier weg, maar hoe? Zodra ze door zou hebben dat ze in de kast zaten zouden ze in de val zitten.

Petra ging onverminderd tekeer in de keuken. De halve vaatwasser was ondertussen ingeruimd met gebroken stukken keramiek. Maandenlange frustraties kwamen in een walm van alcohol naar buiten. Zonder ook maar na te denken over wat ze zei, vloog de ene na de andere ziekte over haar lippen terwijl ze richting de hal liep.
Op het moment dat Freek Petra hoorde aankomen stond hij in de gang zijn oude tent in te pakken, terwijl de meiden boven hun rugzakken in het inpakken waren. Ze stonden op het punt een weekend te gaan kamperen bij de atletiekvereniging ter afsluiting van het seizoen.
‘Ik weet dat jullie thuis zijn. Luister naar je moeder en kom als de sodemieter tevoorschijn!’
Alicia en Hanna kropen nog dichter tegen hun vader aan, terwijl ze hun moeder met luide stappen de trap op hoorden komen. Vlak voordat ze de eerste stap op de trap had gezet, had ze zonder veel gevoel van richting in een openstaande tas gegrepen. Met een tentharing in de hand klauterde ze wankelend naar boven, krampachtig vasthoudend aan de leuning. Buiten adem en wild briesend kwam ze boven. Ze trapte hard tegen de kamerdeur van Alicia en strompelde haar kamer binnen. Wild om zich heen slaand, baande ze zich een weg door de kamer. Met een wild gebaar opende ze de kledingkast, waardoor de tentharing in de gordijnen bleef steken. Alsof ze verstrikt was geraakt in een net zwaaide ze wild met haar armen om los te komen.
Nadat ze zich ervan overtuigd had dat er niemand in de kamer was begaf ze zich naar de kamer van Hanna. ‘Kom tevoorschijn! Verstop je niet als een stelletje laffe mollen!’
Freek zag zijn kans schoon. Voorzichtig opende hij de kastdeuren en nam Alicia en Hanna bij de hand. Zachtjes begaven ze zich naar de overloop. Petra had Hanna’s kamer overhoop gehaald en alles binnen handbereik door de kamer gesmeten. Zo stil als ze konden liepen ze de trap af. De treden kreunden onder hun voeten. Op dat moment vloog de slaapkamerdeur open. Petra stond met een verwilderde blik boven aan de trap. Freek bleef verstijfd halverwege de trap staan en schreeuwde naar de meiden: ‘Rennen, naar buiten! Nu!’.
Half struikelend over de gereedstaande tassen renden ze naar buiten. Freek weerde de vuist van Petra af en kon zich nog net vasthouden aan de leuning. Petra verloor haar evenwicht en viel voorover de trap af. Met een klap kwam ze met haar hoofd op de stenen vloer, de rest van haar lichaam lag vreemd gebogen onderaan de eerste trede. Onder haar lichaam vormde zich een plas bloed, dat haar lichaam uitstroomde via een tentharing die in haar zij stak.

Buiten stonden Alicia en Hanna huilend bij een agente die op de oproep was afgekomen, terwijl de toegesnelde ambulancebroeders naar binnen renden. Freek zat op de grond naast Petra en hield snikkend haar hand vast en keek haar aan in haar uitdrukkingsloze ogen.
‘Laat ons niet alleen, we zullen voortaan alles opruimen.’

Loading