Alle berichten van alexroessen

Leiden, 1973 Overdag besteed ik mijn tijd als bouwkundig tekenaar, maar 's avonds timmer ik aan de weg als schrijver van korte verhaaltjes en als medebeheerder van een boeken blog. Ik woon samen met mijn partner Yfke en onze kat Abby in de Duin- en Bollenstreek. Mijn zoon Jordi verblijdt ons zo nu en dan ook met zijn gezelschap en maakt ons gezinnetje compleet. Dit is mijn persoonlijke pagina, hier kun je korte verhaaltjes vinden of andere creatieve creaties.

Momentje

Terugkijkend stond dit jaar voornamelijk in het teken van herstel, het hervinden van creativiteit, omgaan met teleurstellingen, verlies en leren genieten van de kleine momenten ondanks een lichaam dat tegenwerkt.
Een klein moment als een wandeling op een stralende dag door de Schierse duinen, een fietstocht met je maatje, een meeting met heel veel bebaarde mensen, je zoon en zijn vriendin bezig zien met de nichtjes en neefjes, een ontmoeting met schrijvers.
Een van de grotere gebeurtenissen op persoonlijk gebied is de opname in Thrillerlezers. Dit klinkt in eerste instantie alsof ik letterlijk opgenomen ben in een of andere instelling natuurlijk, misschien is dit ook niet ver van de waarheid, een beetje gek zijn helpt enorm.
Hoe de angst voor een spin mijn jaar veranderd heeft. Zulke leuke positieve reacties dat ik er verlegen van word, bulderende lachsalvo’s die ik kreeg toegestuurd of een vingerhoed gevuld met tranen.
Het was fantastisch en ik hoop nog vele glimlachen op de gezichten te kunnen brengen. Of een traantje hier en daar.

Om niet toe te geven aan het negatieve spiraal dat aanhoudende ziekte met zich meebrengt en om mezelf te dwingen er op uit te gaan, stonden er wat grotere momenten gepland dit jaar of kwamen sommige momenten spontaan op me af; opnames van De Slimste Mens (waar ik echt absoluut niets over mag zeggen, behalve dat Maarten van Rossum en Philip Freriks er waren, dat de uitzending 15 januari is, dat er iemand won, iemand de slimste was en iemand verloor. Ik geloof dat ik dit wel kan zeggen zonder dat er een boete van €5000 in de bus valt), een spontaan theaterbezoek aan de hilarische Umbilical Brothers uit Australië (wat heb ik gelachen).
Andere momenten waren al lang van tevoren gepland. Drie geweldige, totaal verschillende, concerten. De Ierse zanger Glen Hansard, de Britse formatie Editors en woensdagavond was het de beurt aan K’s Choice. De Belgische rockband van onder andere broer en zus Bettens. Voor ons was het zo’n 13 jaar geleden dat wij ze zagen optreden. Een emotioneel optreden tijdens Pinkpop, waarbij Sarah op krukken het podium op en af liep. Eerder had ik al kennis mogen maken met de band tijdens een optreden in Carré, Amsterdam, met als voorprogramma de onvergetelijke Arid. Als deze namen je nogal onbekend voorkomen zou ik Spotify eens aanzetten en luisteren, of nog veel beter gewoon naar een concert gaan want er is niets te vergelijken met een live optreden.
Sommige muzikanten maken een cd, goede bands spelen live beter dan de cd (en dat zijn er echt minder dan je denkt), geweldige bands geven je een avond om niet te vergeten.

Zo was het woensdagavond ook. Paradiso is absoluut mijn favoriete stek om artiesten te zien spelen, met de Melkweg op de tweede stek, maar met Bataclan nog in mijn achterhoofd sta je toch wat anders in zo’n zaal die je eigenlijk minder goed kent dan je denkt: waar is de nooduitgang, wat als…. Dagen van tevoren probeerde het irrationele gedeelte het rationele gedeelte van mijn hersenen ervan te overtuigen of het wel zo’n goed idee was om te gaan. Uiteraard is er niets mis gegaan, maar leg dat maar eens uit aan het irrationele gedeelte, daar valt niet mee te praten.
Het ongemakkelijke gevoel verdween na zo’n half uur. Op het podium stond onze band, onze K’s Choice, vertrouwd. Ze rockten het dak van het gebouw, geweldig. Met een middelvinger naar elke vorm van terrorisme (“Fok den terrorist, we rocken door”) en een stevige muzikale knuffel voor elk mens, stonden er zes mensen enorm te genieten van het warme onthaal dat ze kregen bij elk nummer dat ze speelden.Zonder ook maar enige vorm van beveiliging, behalve twee personen bij de voordeur met een scanapparaat, en zonder enige controle van bezittingen namen we plaats op de verhoging bij de geluidstechnicus. Een prima plaats waar ik met mijn lengte over iedereen heenkijk en zelfs Yfke zicht heeft op het podium.
Niet alleen het jaren ’90 publiek genoot (Not An Addict, dit nummer ken ik!!), maar elke fan en liefhebber van geweldige muziek stond te genieten.
Een onvergetelijke avond.

Mopper Piet

Op behoorlijk wat ramen in onze wijk zie ik posters hangen in de ramen met de tekst: ‘Lieve Sint, hier woont Fransje, Thijsje, Maartje, Henkie of Wietske’ (volgens mij zijn er ook spontaan broertjes en zusjes bij verzonnen voor de extra cadeaus).
Nu kan deze Mopper Piet niet anders dan zijn naam naleven: theoretisch gesproken weet Sinterklaas in welk huis wie woont, zelfs als je op 4 december verhuisd zou zijn weet de vriendelijke man je te vinden. Dat op zich geeft je al te denken dat een poster in je raam vrij nutteloos is, op zich. Wel zorgt het voor goed gevulde schoenen bij ene Albert H.
Zelfs áls Sinterklaas het echt even niet meer weet, zullen zijn assistenten (ik probeer het politiek correct te houden) toch zeker wel op de hoogte zijn welk cadeau door welke centrale verwarmingsafvoerpijp moet, dat moet toch te tracken zijn als moderne Pieterman/vrouw. Wat dat betreft is het bezorgsysteem van dit Turks-Spaans bedrijf net als elk ander bedrijf: bezorgers die overal maar hun pakjesbus 12 parkeren waar het niet mag, er niet voor terugdeinzen om de rotzooi op straat te gooien en onmogelijke bezorgtijden.
Ik zeg een pakje minder voor elke poster; hoe durf je te twijfelen aan de feilloosheid van de oude baas.

Zoals je waarschijnlijk al door hebt, doet de man in de lange jurk ons huis al een tijdje niet meer aan. Ik vermoed dat ons huis op Sint Maps net zo’n rare vlek heeft als menig overheidsgebouw.
Als kind werd er uiteraard aan Sinterklaas gedaan en was ik bij elke intocht te vinden in afwachting of de plaatselijke baggerschuit gevuld was met mijn ellenlange verlanglijst.
Mijn ouders deden altijd hun stinkende best om er wat leuks van te maken met surprises en gedichtjes. De lol was er echter al snel af, omdat ik alle cadeaus al verklapte waardoor de zo zorgvuldig uitgeholde groenten hun doel misten en de surprise er wel af was.
Mijn bijna 19-jarige zoon geeft er al jaren niet meer om, behalve als er snoep en cadeautjes te halen valt, net als zijn vader. Treft hij het dat zijn vriendin een enthousiast Sinterklaas aanhanger is en ook af en toe geschminkt en wel bij de intocht als Piet te vinden is.

De enige in ons huis die er tot voor kort nog wel om gaf is Yfke. Sinds het uitvallen van Bram van der Vlugt is de liefde echter enigszins bekoeld. Menigmaal ging zij met haar zus stad en land af om de man met de mijter een zelfgemaakte tekening te overhandigen. Tot een paar jaar terug nog werden er enthousiast cadeaus en gedichten uitgewisseld, waar deze Mopper Piet niet onderuit kwam.
Met weinig gevoel en overtuiging werd er op het laatste moment een cadeau in elkaar geflanst en een poging tot een rijmpje gedaan, waar ik echt een vreselijk hekel aan heb.
Uiteindelijk was het op pakjesavond natuurlijk hartstikke gezellig en had ik er alweer spijt van dat ik niet beter mijn best had gedaan, zeker als anderen er maanden mee bezig waren geweest en doordachte cadeaus in prachtige constructies had verwerkt.
Ik denk dat mijn innerlijke Sinterklaas tijdelijk met pensioen is en zo af en toe de hoek komt omkijken om te zien of de nichtjes en neefjes al wat ouder zijn zodat er weer een ouderwetse pakjesavond gevierd kan worden.
Maar geef nou toe, ook al heb je er helemaal niets mee, het blijft toch leuk als je onverwachts een presentje in je schoen ontdekt. Al was het alleen maar te doen om de kilo’s kruidnoten, chocolade letters en banketletters. Zelfs deze Mopper Piet is niet bestemd tegen al die vrolijkheid en vrijgevigheid.

Wijzen naar het het Oosten

Schoten klinken in de nacht,
Dappere strijders trekken ten strijde.
Dwaze ogen turen in de zwarte wereld,
Op zoek naar opgeschoten wild.

Een kreet van hoop,
Wordt gesmoord met een doffe knal.
Bebloede wegen,
Vormen een nieuwe rode zee.

Ooit kon een mens lopen over water,
Nu baant men zich een weg door de lijken.
Een zee week terug met een enkele handbeweging,
De mensheid deint nergens meer voor terug.

Verpakkingsleed

Menigmaal sta ik in de keuken de verpakkingsgoden te vervloeken.
Nu wil ik mij niet altijd achter mijn Fibro verschuilen, maar soms vraag ik mij serieus af of mijn kracht is afgenomen als ik voor de zoveelste keer de verpakking niet open krijg van een onaangebroken pak kipfilet of achterham of dat de mensen in de verpakkingsindustrie er op kicken om weerloze burgers te zien vechten met hun eindproduct.
De eerste frustratie begint al bij het zoeken van het losse lipje dat er zou moeten zijn om het plastic afdeklaagje open te trekken. Na acht keer alle hoeken te hebben betast op een los lipje (klink vrij schunnig zo) weet het ik ‘losse’ lipje uiteindelijk beet te pakken. Beetpakken is in dit geval een vrij ruim genomen begrip aangezien het lipje zo groot is als mijn pinknagel en mijn grote mannenvingers weinig grip weten te krijgen.
Als het al zover komt dat ik het lipje los kan maken van de verpakking…
Vaak lukt het met mijn dromerige hoofd op de vroege ochtend niet eens geduld op te brengen om het lipje te vinden en komt de schaar er aan te pas. Met een iets te zuinige knip probeer ik dan een opening te maken waarna ik net genoeg grip zou moeten hebben om het pakje verder te openen.
Eenmaal met het lipje tussen mijn duim en wijsvinger zou ik met een vloeiende beweging de inhoud moeten kunnen bevrijden. Helaas ontaardt dit meestal in een volgende tirade omdat het plastic aan elkaar gelijmd lijkt te zijn met secondelijm van uitstekende kwaliteit. Het irritatieniveau is ondertussen opgelopen tot code geel.
Van een vloeiende beweging is geen sprake en met een flinke krachtsinspanning begint het plastic van elkaar los te komen in een reepje van een paar millimeter breed over de volle lengte. Met de emotie van code oranje probeer ik het plastic er van te overtuigen toch echt los te laten, met als gevolg dat het volgende reepje los laat. Met een laatste wilde beweging lukt het mij om eindelijk bij de inhoud van de verpakking te komen, mijn reeds gesmeerde boterham is ondertussen oud geworden, de hagelslag al bijna gesmolten en de thee in mijn glas is al zijn eerste warmte kwijt.
Opgelucht dat dit achter de rug is, haal ik 3 keer diep adem en keer weer terug naar code geel. Door de vacuümverpakking blijkt het openen van de verpakking niet eens de laatste hindernis te zijn. Geduldig probeer ik met mijn vinger onder het eerste plakje te komen, als er één gaat moet de rest wel lukken, toch? Voorzichtig peuter ik het stukje kip van het onderliggende plakje en eindig met een fragment in mijn hand. Met een diepe zucht vervolg ik mijn weg, de kriebels in mijn maag nemen toe. Vier fragmenten later ligt er een bij elkaar geplakt stukje kip op mijn boterham. Bij het volgende plakje verander ik van techniek en met één ruk val ik het stuk ellende aan, het halve pak eindigt op de grond. Met de drie seconden regel in mijn achterhoofd leg ik de plakken weer terug in de verpakking en weer terug in de koelkast. Ik vouw mijn boterham dubbel en leg deze op mijn bord naast de andere drie sneetjes met hagelslag, pindakaas en jam.
Met code rood zit ik op de bank, bord met boterhammen op de schoot en ijsthee op de leuning.
Op de vroege ochtend een nieuwe verpakking openen is niet goed voor de ochtendstemming.

Vluchten

Parijs

Alhoewel ik de column altijd wat luchtig probeer te houden en zoveel mogelijk vul met wat gedramatiseerde humoristische feitjes en ongein, kan ik het deze week niet over mijn hart krijgen om er wat luchtigs van te maken.

De gebeurtenissen van afgelopen vrijdag hebben me bij de keel gegrepen en me in mijn ziel geraakt. Toen de eerste berichten binnenkwamen heb ik die avond en nacht niet meer niet kunnen kijken. Bij het horen van ‘een schietpartij in Parijs’ denk je in eerste instantie nog dat het wel mee zal vallen, bij het horen van ‘een gijzeling bij een concert’ ging ik al rechtop zitten. Toen de naam van de band viel die op dat moment speelde zakte ik door de grond.

Al lange tijd gaat er geen dag voorbij zonder dat er een nummer van deze band voorbij is gekomen, heerlijk, vrolijke, sexy, dansbare rock. Veel van mijn Facebook-vriendjes en -vriendinnetjes die ik heb leren kennen tijdens concerten zijn bekend met de band en gaan dus ook vaak naar hun optredens. Dus je kunt je voorstellen dat m’n hart in m’n keel zat.

Snel werd wel bekend dat de band zelf weg had kunnen komen. Hoe fijn dat ook is, je moet gelijk denken aan de 1500 jongens en meiden die daar in de zaal zijn; zitten er bekenden bij? Is iedereen veilig? Zou die kennis vanavond nou gaan of had hij geen kaartjes?

Hoe langer de avond duurt hoe duidelijker het wordt welke gruwelijkheden er plaatsvinden. Berichten op Twitter van degenen die binnen zitten verschijnen op mijn ‘wall’ en in mijn WhatsApp. Later verschijnen de eerste berichten dat de meeste hebben kunnen vluchten via de achteruitgang, niet lang daarna de eerste beelden hoe ze via de achterdeur weg zijn gekomen, levend of niet.

Hartverscheurende noodkreten via internet om ze alsjeblieft te komen bevrijden terwijl de een na de ander wordt geëxecuteerd.

Terwijl je zelf een week eerder zorgeloos hebt staan genieten van een geweldig optreden van Editors of Foo Fighters bekruipt je een gevoel van wanhoop. De tranen rollen over m’n wangen.

Uiteindelijk blijkt inderdaad dat de vrienden in mijn vriendengroep veilig zijn en ook de meeste vrienden van die vrienden. Toch verschijnen een paar dagen later de eerste foto’s van vermisten of overledenen in de groep.

Bijna honderdvijftig mensen. Mensen met een liefde voor muziek die je met ze deelde. Honderdvijftig levens, verhalen, passies, verdriet.

De beelden komen naar buiten, ik durf niet te kijken.

Vluchten

Ik vlucht voor de realiteit,

Voor confrontaties, voor conflict.

Ik vlucht naar vrienden,

Naar buren, naar mijn ouders aan het einde van de straat,

Als ik dat zou willen, omdat het kan.

Ik vlucht in muziek,

In gefantaseerde verhalen over moord en doodslag,

Hersenloze series en films op tv.

Ik vlucht in mijn werk, om maar niet te hoeven nadenken.

Maar wat als je niet kan vluchten naar het einde van de straat,

Omdat het einde van de straat is weggebombardeerd.

Wat als het einde van de straat niet ver genoeg is,

Als het land uit de enige optie is.

Wat als jezelf zijn, je het leven kost.

Als je man, vrouw of kind niet met je mee kan,

In angst achterblijvend.

Gevlucht, maar niet gered.

Gruwelijke beelden achtervolgen me.

Ik zou wel willen rennen,

Maar ik ben moe van het vluchten.

Niet in staat om te ontkomen.

De wereld even vergeten in een concertzaal, in een stadion, op een terras.

Vluchten door je levenloos te houden.

Het licht zien verdwijnen in de ogen van degene die naast je ligt.

Onmenselijk vuur ontneemt het leven.

Ik vlucht, maar niet in blinde haat.

Ik sluit mij niet af, blijf met open armen,

De wereld tegemoet lopen.

Ik probeer niet toe te geven aan het gevoel dat me bekruipt.

Verkleedpartij

Om inspiratie op te doen voor de karakters die ik creëer, ben ik er niet vies van om mij zo nu en dan te verkleden in een niet alledaagse kledingsstijl. Niet dat ik als een Jack the Ripper door de straten van Amsterdam zwerf om mij eens flink in te leven in de wereld van een seriemoordenaar, of dat ik tijdens Halloween langs de deuren ga vermomd als Freddy Krueger om wat praktijkervaring op te doen.

Ik bedoel eigenlijk meer de georganiseerde evenementen zoals Elf Fantasy Fair of Castlefest, waarbij duizenden gelijkgestemde mensen rondlopen en waarbij degenen die in hun dagelijkse kloffie komen opdagen juist de mensen zijn die uit de toon vallen.

Op zich ben ik niet vies van een beetje gevoel voor theater, vooral drama ligt mij blijkbaar erg goed, dus iets doen dat buiten je comfortzone ligt kan van tijd tot tijd best bevrijdend werken. Ook de korte ervaring met toneelspelen op de middelbare school en later bij een lokale theatergroep, al was het maar een paar maanden, zijn toch hartstikke leuke ervaringen.

Een van mijn favoriete locaties in het land is daarom dan ook kasteel De Haar, bij Haarzuilens. Elk jaar in april is het terrein en het kasteel opengesteld voor een enthousiast publiek, dat veelal gekleed gaat volgens een vooraf bepaald thema. Veelal thema’s die te maken hebben met films als Lord of the Rings, Game of Thrones, Harry Potter of iets met ridders natuurlijk. Tientallen stands met handgemaakte kleding, wapens (LARP of echt), beelden van draken en gargoyles of kruiden en recepten die stammen uit betoudovergrootmoeders tijd.
Kampementen met internationale genootschappen bestaande uit ridders te paard, voetsoldaten in harnassen, zwaardvechters, verzorgers leven het hele weekend op het terrein en oefenen voor de grote veldslagen, terwijl op het podium Keltisch-achtige muziek wordt gespeeld en de vuurspuwers de kinderen vermaken. Vol bewondering bekijk je hoe anderen zich ongegeneerd (zo lijkt het) over het terrein begeven.

Hoe graag ik ook zou willen en de wens is er, het is toch net te ver buiten mijn comfortzone.

Helemaal bijzonder is het dan als je liefde voor kastelen, De Haar en je vrienden samenvallen als één van hen besluit om daar te trouwen.

Maandenlang wordt er gewerkt aan het samenstellen van de juiste kleding, al dan niet zelf gemaakt. Voor sommigen is het bijna een levenswijze. Honderden uren worden in authenticiteit gestoken om maar zo periode getrouw op te dagen, je kunt natuurlijk niet met een 19e-eeuwse gesp komen opdagen als je karakter uit de 17e-eeuw komt.

Anderen doen iets minder moeite en bestellen via internet een carnavalspak dat iets weg heeft van Gandalf (maar eigenlijk totaal niet).

Met enige schroom loop ik dan over het terrein tussen iedereen die dan wel al die tijd in een ‘kostuum’ heeft zitten, terwijl ik gebruik heb gemaakt van de vaardigheid van anderen en gewoon via internet mijn outfit heb samengesteld. Toch voel me ik me helemaal thuis op zo’n dag, op dat moment klopt alles. Vooral omdat de mensen in je natuurlijke omgeving nogal vreemd opkijken als je als Schot of schildknaap op je werk komt.

Het ongemakkelijke gevoel dat je krijgt als je buren je in volle bepakking door de straat naar de auto zien lopen verdwijnt zodra je de auto uitstapt bij het kasteel en je onder je soortgenoten begeeft; of je nu gekleed gaat als een Harry Potter, Orc, Legolas (!), Wheeping Angel of elfje, je hoort er allemaal bij.

In de vele festivaltenten zitten schrijvers van fantasy boeken klaar om hun handtekening te zetten, terwijl bekende acteurs met hun bewonderaars op de foto gaan. Leuk dat James Marsters uit Buffy the Vampire Slayer met Yfke op de foto wilde.

De leukste lezingen die ik me weet te herinneren waren die met de geweldige verhalen van Terry Pratchett en ook die van de familie Froud (van The Dark Crystal).

Hoe heerlijk is het om je een dag lang niet vreemd te hoeven voelen, maar je thuis kunt voelen tussen je eigen soortgenoten. Hoe jammer is het om je outfit weer op te moeten hangen en weer een jaar te moeten wachten.

Mobiel terreur

Met het risico dat ik, nog meer, overkom als een oude zemelaar, wil ik toch een irritatiemomentje aankaarten: het mobieltje.

De eerste draagbare telefoon stamt alweer vanuit de eerste wereldoorlog.  Een draagbaar houten kistje met wat draadjes, een hoorn en een spoel om contact te maken met de officieren die ver van het front in een zwaar verstevigde bunker zaten om de oorlog via de verrekijker te aanschouwen.

‘Roger, we kunnen hier wel wat hulp gebruiken,’ riep Charlie.

‘Begrepen, hoeveel bommen heb je nodig, over,’ vroeg Roger.

‘Duizend bommen en granaten zijn wel voldoende, over en uit,’ antwoordde Charlie.

‘Roger,’ zei Roger.

‘Nee Roger, Charlie, Roger,’ zei Charlie.

‘Wat?’

In de jaren ‘80 was het houten kistje doorontwikkeld tot een plastic hoorn die met een snoer vastzat aan een draagbaar tasje. Meer bedoelt voor de zakelijke medemens en verdomd handig als je onderweg die ene andere zakenman met zijn draagbare telefoon nodig had.

Vooral het feit dat je de draagbaar in de auto kon plaatsen en zodoende zelfs klanten kon bellen terwijl je in de file stond was iets waar menigeen jaloers op was. Er waren zelfs versie die alléén in de auto werden geplaatst, de autotelefoon.

Eind jaren ‘90 ging het opeens hard toen het apparaat handzamer en betaalbaar werd. Jan en Jeanette Modaal konden zich opeens een draagbare telefoon veroorloven, het apparaat was een stuk compacter alhoewel het nog steeds een halve koelkast was met een voelspriet en amper in je broekzak paste. De draagbare telefoon werd een gsm, of een mobiel en het land werd volgebouwd met al dan niet ziekmakende zendmasten om ook de mensen op de hei te bereiken. Je kon nu al zeker diverse vrienden uit de straat of zelfs een provincie verderop bellen en als je een goede gsm had kon je zelfs een kort berichtje sturen middels een SMS.

Na een periode waarin de mobiel steeds kleiner werd, zit er ondertussen een flinke tablet in je broekzak, als het al in je broekzak past. Niet alleen is een mobiel betaalbaar geworden, iedereen moet er ook minstens een hebben, en eigenlijk nog een voor het geval dat.

De mobiel is ontegenzeggelijk een extensie van onze armen geworden, een onmisbaar stuk gereedschap dat ons leven verrijkt maar in zekere zin ook ons leven in de weg staat. Eerlijkheid gebied natuurlijk te zeggen dat mijn mobiel bij mij ook zo ongeveer vastgegroeid zit in mijn linkerhand. Mijn wijsvinger is meer een swipevinger geworden dan een middel om in m’n neus te peuteren en ik moet echt om de vijf minuten checken of ik toch echt niet een berichtje van één van wereldwijde vrienden heb gemist.

Tegenwoordig heeft zo goed als elke 6-jarige een mobiel, want ja, ze moeten er toch mee leren omgaan en het is zo goed voor hun ontwikkeling. Via WhatsApp zijn we vrienden met onze zoons en dochters en verwachten van ze dat ze antwoord geven als de blauwe vinkjes verschijnen, een onnozele gedachten, praatte jij vroeger met je ouders?

Vriendjes met je ouders via Facebook is nog leuk als je tien bent, maar als 14-jarige wordt het toch wat pijnlijk om de dagelijkse beslommeringen van je ouders op je wall te moeten zijn, awkward. Ik bedoel, wist jij vroeger wat je ouders uitspookten?

Het eerste dat de kinderen van tegenwoordig zien bij de geboorte zijn diverse selfie sticks die nog net niet via het geboortekanaal de bevalling laten zien vanuit de ogen van de baby, ik zeg nieuwe rage.

Vroeger speelden we buiten en wisten onze ouders niet waar we waren, behalve ‘bij een vriend’. De enige manier waarop je moeder contact met je kon krijgen was door heel hard te roepen in de straat of met de draaischijf naar het huis van je vriendje te bellen om te horen te dat ze toch bij jouw thuis aan het spelen waren.

Ondertussen is het %@^*-ding zo met ons verbonden dat je op straat om de vijftig meter omver wordt gereden door tieners die wat anders aan het doen zijn dan zich bezig houden met de verkeersregels, vind ik om de 100 meter een twintiger op mijn motorkap die het te druk had met zijn vrienden op te hoogte te houden waar hij bleef dat hij niet doorhad op de verkeerde weghelft te rijden, lopen vaders en moeders met kinderwagen elkaar te Appen hoe hun kroost het zo leuk doet of hij irritant die ene vriendin toch is, zie ik senioren op een parkbankje zitten met een mobiel in de hand om te laten zien dat hún kleinkind zo bijzonder is en zitten zakenmensen tijdens vergaderingen de boodschappenlijst door te nemen met hun werkende partners of te chatten met hun kind op de BSO.

We lopen te schelden op onze kinderen die al Twitterend 4 breed op de fietspaden rijden terwijl veel van diezelfde mensen zelf al moeite hebben om het onding in hun zak te laten als ze aan het autorijden of met hun eigen kleine kinderen al Appent op de stoep rijden.

We zijn zo druk bezig met elkaar op de hoogte te houden via allerlei ´sociale´ media dat we vergeten sociaal te leven.

Muziek was mijn eerste liefde

Behalve leuke verhaaltjes verzinnen speelt muziek ook een grote rol in mijn leven. De eerste aanraking met muziek was de muziek die mijn ouders op de platenspeler speelden toen ik opgroeide in jaren ’70 (!). De muzikale revolutie was niet meer te houden, The Beatles waren al uit elkaar, The Rolling Stones waren al 30 jaar bij elkaar, de hoogtijdagen van de rock-‘n-roll lagen ook al achter ons en de hippietijd ging ook aan mij voorbij.

Voordeel was wel dat ik ouders had (en heb) die waren opgegroeid in die periode, dus de zolder was goed gevuld met elpees en singles uit de jaren ’50, ’60 en ’70. Lang voordat ik mijn eigen zwart-wit televisie met verstelbare antenne had om Nederland 1 of Nederland 2 te ontvangen, of een eigen stereotoren had (bestond Hilversum 3 toen al?), zat ik regelmatig op zolder ‘mijn’ plaatjes te spelen op de pick-up en speelde dat ik diskjockey was van mijn eigen piratenzender. Bands als The Beatles, The Carpenters, The Eagles en alles met een The ervoor bulderde uit de speakers en werden professioneel aan- en afgekondigd met een serieuze radiostem waar Henk Mouwe jaloers op kon zijn (althans zo klonk het in mijn oren, gelukkig zijn er geen opnames van bewaard gebleven). Ook Nederlandse muziek als Normaal, Focus, (toen nog) The Golden Earrings waren graag geziene gasten in mijn studio. Vooral de liedjes van The Beatles waren de basis voor een blijvende goede smaak in muziek. Één van mijn leraren van de lagere school was grote fan en gebruikte hun nummers regelmatig tijdens muziekles of als we bij hem thuis waren om naar muziek te luisteren, waarschijnlijk is hier ook de liefde voor Engeland ontstaan.

Begin jaren ’80 kreeg de muziekwereld te maken met Prince, T.A.F.K.A.P. of wat voor symbool hij tegenwoordig als artiestennaam gebruikt. Iets waar mijn moeder iets minder blij mee was: “Moet die jongen zo schreeuwen?”. Ik vond het geweldig. De slaapkamer was gevuld met posters van Prince, Purple Rain en Sign o’ the Times. Doordat ABBA, BZN en Leen Huizer dag in, dag uit (en week in, week uit) werden afgespeeld thuis was mijn hunkering naar echte muziek goed te verklaren. Uiteraard kan ik alle liedjes van ABBA nu meezingen en heb ik stiekem regelmatig een ABBA-ochtend op kantoor, voordat mijn collega’s binnenkomen.

Na wat uitstapjes naar Clouseau (Koen! Ieeeeee), Spandau Ballet en andere slijmballen muziek en een Move The House periode eind jaren ’80 begin jaren ’90 werd de definitieve voorkeur voor muziek gepresenteerd in de muzikale vorm van Nirvana, K’s Choice, Pearl Jam en vooral wat steviger gitaarmuziek, alhoewel ik de meeste nummers van Spice Girls en Ronan Keating natuurlijk ook kan meezingen. Ik schaam me bijna nergens voor.

Vooral Pearl Jam is nogal bepalend geweest. De band heeft de afgelopen 25 jaar een onuitwisbare indruk op mij gemaakt. Muzikaal gezien met briljante muziek, en soms wat minder briljante muziek. Maar vooral door de mensen die ik heb leren kennen in die 25 jaar door fan van hun muziek te zijn, zoals één van de beheerders van dit blog. Na 14 concertbezoeken verspreid over Europa blijft het kriebelen wanneer de geruchten gaan dat er weer optredens aan zitten te komen. Vol van de zenuwen zit ik te klikken op de muis als de online kaartverkoop start en balen als je maar kaartjes kunt krijgen voor 3 concerten in plaats van 4 (of je kunt nog proberen een spelletje go-fish te spelen met je vrienden: heb jij voor mij een extra kaartje voor Amsterdam?). Urenlang in de rij staan, niet om vooraan te staan maar om bij te kletsen met oude vrienden die soms van ver komen of om nieuwe vrienden te maken. Lijsten bijhouden van welke nummers je gehoord hebt en door het dolle zijn als je een nummer hoort die nog niet op je lijst stond, vervolgens balen als dat ene nummer een dag later wel wordt gespeeld tijdens het optreden waar jij geen kaartje voor kon krijgen.

Ook is het leuk als andere artiesten waar je al jaren fan van bent bevriend raken met je favoriete band en gezellig met elkaar gaan toeren of even aankomen om een nummertje te spelen, zoals Glen Hansard van The Frames, Neil Finn van Crowded House of Josh Homme van Queens of the stone age.

Net als dat ik kritisch kan zijn op mezelf of de dingen die ik lees en recenseer, ben ik niet zo’n fan die echt alles geweldig vind van een band of zo graag wil weten wat het favoriete eten van de gitarist is. Soms denk ik ook wel eens dat sommige nummers de wereld bespaard hadden kunnen blijven, maar je kunt niet alles leuk vinden (als je echt eerlijk bent natuurlijk).

Niet alleen heb ik mijn dierbaarste vrienden in mijn leven gekregen door deze band, maar ook mijn partner. Als we niet allebei fan waren geweest 15 jaar geleden, hadden we elkaar nooit leren kennen op die ene dag in België. Dus uiteraard kon Pearl Jam’s uitvoering van Walk With Me niet ontbreken tijdens de partnerceremonie, hoe graag de ambtenaar ook op stop wilde drukken.

Nog bijzonderderder is het dan om met je partner en 15-jarige zoon vooraan te staan in een stadion in Berlijn en hij krijgt bij zijn 2de concert ooit een tamboerijn aangereikt van Eddie Vedder zelf (!). Onvergetelijk.

Ik kijk er nu alweer naar uit om volgend jaar naar zoveel mogelijk concerten van ze te gaan, want dat ze komen is een naar zekerheid grenzende waarschijnlijkheid. Heerlijk uit m’n dak gaan (lees: stilstaan en met m’n hoofd meedeinen op de muziek).

Alleen nog even aankondigen, kaartjes kopen, vervoer regelen, verblijf…..ehm, ik geloof dat we in het nieuwe huis maar zonder sanitair moeten doen, past niet in het concertbudget.

Wintertijd

De invasie vanuit het Oosten is begonnen!

Nee, ik heb het niet over moeder Rusland of andere terroristische organisaties. Ik heb het over het plotselinge koufront dat ons heeft overvallen en waarvan menigeen in de ban is.
Hals over kop zijn de noodvoorraden aangevuld met seizoensvoedsel; de trapkelder is gevuld tot aan de laatste trede met tientallen blikken witte bonen in tomatensaus, liters water, rollen recyclebaar toiletpapier, flessen Aquavit en kilo’s pepernoten. Met mijn Russische (nep)bontmuts, parka, thermo onderkleding, skibroek, snowboots en gevoerde handschoenen zit ik voor het toetsenbord en beeldscherm om dit blog te typen, terwijl mijn bril beslaat van mijn eigen koolstofdioxide. Mijn vrouw staat beneden kolen te scheppen om de verwarming op 18 graden te houden (ons ben zûnig), onze kat Abby ligt te mopperen onder het 4 seizoenen dekbed en mijn zoon loopt in zijn T-shirt rond en lijkt nergens last van te hebben.
Ik ben er klaar voor, laat die winter maar komen.

De weersvoorspelling begon deze week met de melding dat er een lichte daling in temperatuur met kans op natte sneeuw in de Limburgse ophogingen. Al snel escaleerde de voorspellingen op sociale media van 10 cm sneeuw tot strenge vorst en plannen voor de komende Elfstedentocht.

‘Het is wel koud voor de tijd van het jaar. Is toch niet normaal zo vroeg in het jaar. Ik merk maar weinig van die opwarming van de aarde.’
Gemiddeld gezien is de temperatuur in de maand oktober 10,7 graden, gemeten in De Bilt. Tot nu toe zitten we deze maand op 9,5 graden en gaat de temperatuur alweer omhoog. Dat zeiden ze in 1904 waarschijnlijk ook toen het 3,5 graad vroor, hoewel van opwarming van de aarde toen nog geen sprake was. Terwijl we in 1990 ervan overtuigd waren dat de aarde definitief gaar was toen het 23,6 graden was. (Bron: Wikipedia).
Dus, nee, de nieuwe ijstijd is nog niet aangebroken.
Relativeren mensen.

Zoals je misschien in de zomercolumn wel gezien gelezen, ben ik niet echt een zomermens. Ik ben meer een herfst, winter en lente mens. Alles behalve zomer. Of misschien dan tot kamertemperatuur, maar daarna haak ik af. Boven de 25 graden ben ik al niet meer te genieten. Zo ook mijn vrouw. Gezellig samen iets ondernemen bij temperaturen boven de 30 graden is vragen om problemen. ‘Gezellig, hé?’ ‘Nee, laat me met rust. Je staat voor de ventilator!’Toch ben ik iemand die uitkijkt naar het winterseizoen.

Doe mij de winter maar.
Hoewel mijn lichaam behoorlijk kan protesteren bij kou; 3 dagen migraine bij de eerste sneeuw, onophoudelijk trillen en pijn in de gewrichten door de kou. Maar het is zo leuk!
Dat moment dat je buiten loopt en de geur van sneeuw hangt in de lucht, je kunt het bijna proeven. Dat heerlijke gevoel van vroeger dat je overmant, toen winter nog winter was. Niet die flauwe meuk van tegenwoordig.
De kinderen van nu weten bijna niet eens wat het is om een witte kerst te hebben (ja, opa), als je uit het Westen komt natuurlijk, hé.
Hoe fijn was het als kind om na school heerlijk buiten te spelen op een besneeuwd grasveldje. Met je houten sleetje in je eentje een voorraad sneeuwballen verzamelen op een ondergesneeuwd speelveld, voor het geval die etterbakken weer terugkomen. Een leger sneeuwmannen maken en overvallen worden door het vallen van de avond en plotseling opgekomen mist, waardoor de sneeuwmannen en wat gedumpte kerstbomen opeens vreselijk veel op een grafveld lijken en het blijkt dat je verzeild bent geraakt in de videoclip van Thriller, bedankt Michael Jackson.
Sneeuwballengevechten op het schoolplein die al snel iets te enthousiast op één persoon werden gericht en stiekem gevuld zijn met ijs. Of met je klasgenoten en je leraar tijdens de les naar een zwart-wit televisie zitten staren en Evert van Benthem de Elfstedentocht zien winnen.
Het seizoen van de oud-Hollandsche stamppot; boerenkool met worst, hutspot, zuurkool met worst, andijvie met worst (eigenlijk gaat het alleen maar om de worst).
Bij de plaatselijke schaatsvereniging baantjes trekken op echt natuurijs terwijl je adem je ontnomen wordt door de gure oostenwind en je voor de zoveelste keer op je plaat gaat door de scheuren in het ijs. Even rusten op een gammele houten bank met warme chocolademelk of een dampend bekertje snert.

En dan groei je op. Het besneeuwde speelveldje veranderd in kilometers ondergesneeuwd asfalt. Urenlang in de file staan omdat er 3 sneeuwvlokken gevallen zijn. Treinen die opeens niet meer rijden omdat de wissels bevroren zijn (want ja, het vriest nooit in Nederland), fietsers die onderuit gaan, verkeersinfarcten, overnachten op de snelweg.
Mijn Noorse zwager lacht ons hard uit: ‘rare jongens, die Nederlanders.’

Het blije gevoel dat je kreeg van de eerste voost verdwijnt als sneeuw voor de zon en heeft plaats gemaakt voor irritatie omdat je dagelijkse schema volledig in de war wordt geschopt.

Verdorie, ik heb een schema!

Nu zal ik volgend jaar na onze verhuizing wel anders piepen, maar voor zover mijn dagelijkse schema niet in war wordt geschopt kan ik niet wachten op centimeters sneeuw, dichtgevroren rivieren, boomtakken die verpakt zijn in een laagje ijs, het landschap dat bedekt is onder een dikke laag plezier, kinderen die sneeuwengelen maken, voor de kachel zitten met een dekentje over de benen en een kop warme chocolademelk.
Winter, ik word er zelfs poëtisch van:

Het landschap,
zo prachtig in de winterkou.
De trein,
onderweg naar jou.

Mensen,
stil voor zich uit starend.
Verliefde stelletjes.
iedere halte een gepasseerd station.

Uitstappen of blijven zitten.
Ga door met reizen,
ik wil niet stilstaan.
Doorgaan met reizen tot het eindstation is bereikt.

Het eindstation van ons leven,
wanneer we alles hebben bereikt en gegeven.
Een roestige rail bevangen door de kou.
Een heerlijk leven, samen met jou.

Met zijn allen in een hokje

Voor degenen die mij al een tijdje kennen en voor degenen die een beeld aan het vormen zijn, mag het ondertussen wel duidelijk zijn dat ik niet voor in de rij stond toen mannelijkheid werd uitgedeeld. Sterker nog, mijn vrouwelijke kant heeft menigmaal de overhand, en daar voel ik me heerlijk bij.
Eerlijk gezegd heb ik altijd meer met vrouwen dan met ‘mannen’ gehad, ieder geval als het om vriendschappen gaat: de meeste van mijn vrienden waren van het vrouwelijke geslacht (en zijn dat nog steeds).
Bij mannen voelde ik me altijd wat ongemakkelijk. Ik kon me vroeger nooit echt een houding geven bij die stereotypes; bier drinken, barbecueën, denigrerend naar vrouwen of alles wat geen man is, niet naar voetbal kijkt of maar anders is dan de standaard; een verwijt dat ik eens in de paar jaar naar mijn hoofd gesmeten krijg van ‘mannen’ als ze geen echte reden kunnen bedenken waarom ze niet met mijn aanwezigheid kunnen omgaan: ‘je bent zo anders’. Gelukkig wel. Mannen die zich wat meer ontwikkeld hebben in het leven dan alleen maar ’tien bier en tieten’, metromannen of mannen die wat vaker met hun vrouwelijke kant in gesprek gaan, kan ik weer iets meer mee.
Nu ben ik niet vies van een leuke pot voetbal, maar dan gewoon om te kijken en niet oeverloos te gaan zitten napraten (als de wedstrijd is afgelopen ben ik al vergeten wat er gebeurde). Liever nog kijk ik dan naar rugby, als we het dan over echte ‘mannen’ hebben die niet kermend ter aarde storten als ze struikelen over een grassprietje. En het oog wil ook wat, natuurlijk.
Ook een koud biertje op z’n tijd is heerlijk, niet omdat je anders volgens zeggen een ‘mietje’ bent als je aan de Spa zit, maar gewoon op een terrasje in de zon ofzo met vrienden. Laat ik dan maar niet hardop zeggen dat mijn voorkeur ligt bij een lekker glas Baileys, daar kom je niet ver mee bij de Landmacht, denk ik. En dan drink ik ook nog eens, groene, thee, al helemaal niet mannelijk natuurlijk.
Ook een barbecue zorgt bij mij voor het nodige ongemak, meestal sta ik hopeloos in de rij te wachten tot de oerman mij een lap vlees toewerpt zodat ik snel weer gezellig kan keuvelen met de andere onmannen, want gezellig is het wel. Ik denk dat ik ook snel dinosaurusvoer zou zijn geweest in de oertijd, of haal ik nu wat ijstijden door elkaar?

Ik kan dus ook niets met slogans van bijvoorbeeld RTL7: ‘meer voor mannen’. Of zo’n bierreclame: ‘Mannen weten waarom’. Yfke en ik kijken elkaar dan aan: ‘Meid, ik heb geen flauw idee.’
Typische mannensporten als boksen, worstelen of kooivechten kan ik ook niet zoveel mee, mij te gewelddadig (alhoewel ik dan wel weer midden in de nacht naar Sumoworstelen kan kijken, fascinerend). Autosporten als Formule 1 en Dakar vind ik dan weer wel geweldig, maar daar houdt mijn partner ook weer van (ook enigszins vanwege de mannen in de cockpit), alhoewel ik vaak op teletekst de uitslag moet opzoeken omdat ik weer in slaap was gevallen.
Met auto’s op zich heb ik dan weer niet zoveel: het ding hoort me van R naar A te brengen en als er problemen zijn, is er vast wel een echte man of vrouw die me wil helpen als ik m’n broekspijp optil.
Het helpt mijn zaak al helemaal niet als ik zeg dat ik van de week voor de vijfde keer naar de film Princess Diaries heb zitten kijken, heerlijk. Of mijn absolute favoriet: Priscilla Queen Of The Dessert.

Veel mensen hebben behoefte om, voornamelijk anderen, in hokjes te plaatsen.
Veelal omdat dit zo opgelegd is bij de opvoeding of door groepsdenken en niet tegen de stroming in durven te zwemmen. Als snel wordt dat dan bestempelt als de geldende normen en waarden; alles wat daar niet in past wordt met groot ongemak ontvangen, veelal in combinatie met hatelijke opmerkingen omdat dit de meest directe reactie geeft bij mensen en natuurlijk erg grappig is.
Nu moet je mij niet vragen of ik met je in een hokje wil omdat jij vindt dat jouw normen en waarden de absolute waarheid is, daar gaan bij mij de manen van overeind staan.
Om in de maatschappij geaccepteerd te worden moet je je gedragen zoals de maatschappij van je verlangt; of dat nu gaat omdat je je niet gedraagt volgens de regels van jouw geslacht (een jongen hoort niet met poppen te spelen of een meisje hoort niet van auto’s te houden) of omdat je je anders gedraagt dan de meeste mannen of vrouwen in jouw omgeving vanwege de interpretatie van gedicteerde verzen uit het papyrus tijdperk van welke vorm van geloof dan ook, of omdat je afwijkende ‘geaardheid’ ter goedkeuring voorgelegd moet worden aan een vakjury van oude grijze blanke mannen die er waarschijnlijk bij waren toen die verzen werden gedicteerd.

Het niet kunnen omdenken van wat je is aangeleerd, het zomaar accepteren dat alles moet zijn zoals je is geleerd zonder zelf op onderzoek te gaan, is in mijn ogen een gebrek aan zelfontwikkeling.
Sterker nog, je kunt daarin zo vastgeroest zitten dat je anderen kwetst met jouw vooroordelen en automatisch aangenomen waarheden. Het dwangmatig in hokjes stoppen van onbekenden of geliefden werkt voor jou als hokjesman misschien prima, maar de gehokte wordt dagelijks gedwongen tot een kussen vol tranen en een eenzaam leven vol onbegrip waarom zij/hij niet geaccepteerd of geliefd wordt.
Waarom is het aan jou te oordelen over een ander, wat zorgt ervoor dat jij problemen hebt met het anders zijn van de ander. Als je er dan zo nodig iets van zou moeten vinden, zou je natuurlijk iets geks kunnen doen en naar die persoon kunnen toestappen en een gesprek kunnen aangaan die langer is dan 140 karakters, het scheelt sowieso dan al een hoop apenstaartjes, hashtags en uitroeptekens. Ik zeg tijd om jezelf om te denken.
Het op afstand houden van iedereen die je niet begrijpt en anders leeft, en maar gelijk concluderen dat er niet mee samen valt te leven, is een gemiste kans. Je kunt er zulke mooie mensen mee leren kennen en je leven verrijken door een ander een gevoel van begrip of gewenstheid te geven

Ik heb de meest mooie mensen in mijn leven, geen enkel persoon daarvan is een kloon van de ander. Allemaal zijn ze anders; hetero, homo, bi, lesbisch, pan, trans, gelovig, ongelovig, emigrant, immigrant; mens. Stuk voor stuk prachtig. Zodra je kunt accepteren dat een ander anders is zonder dat de ander daarmee minderwaardig is, ben je al een heel eind.
Uiteraard kan er een vervelend type tussen zitten of iemand die niet competent is met jou, maar dat is een probleem dat een oplossing heeft. Bij voorbaat iedereen afhouden niet.

Het werd mij aangepraat als een tekortkoming dat ik niet kon houden van één soort mens, ik ontdekte dat het een verrijking was toen bleek dat ik kon houden van zoveel soorten mensen. Mezelf kunnen zijn bij mensen die van mij houden, is het meest dierbare dat ik kan hebben in mijn leven.
Ik hoef daar niet voor in een rij mee te varen tijdens een parade, ook dat wordt al gauw weer zo’n hokkerig gebeuren. Ik doe dat op mijn eigen bescheiden manier: aan de oever met een button hier, een ketting daar en opvoeden van mijn directe omgeving.

Zo mag ik dankbaar zijn dat ik lekker kan keuvelen met m´n hartsvriendin, terwijl we met tranen in de ogen naar Love Is In The Air zitten te kijken, met een pot groene thee. Dat ik volledig mezelf kan zijn met mijn partner en we elkaar aan kunnen vullen in ons anders zijn en dankbaar mag zijn met ouders die er voor kozen vrij te denken.
Vooruit, af en toe een beetje mannelijkheid erbij, maar niet teveel.