Nu was ik onderweg met een ander item voor het blog, maar zoals wel vaker het geval is het leven wat je gebeurt terwijl je andere plannen maakt.
Deze week ben ik geveld door een ernstige vorm van: de ‘Mannengriep’. Hoge koorts, zweten, koud, slecht kunnen slikken, het bekende riedeltje.
Net als de gewone griep, maar alles net wat dramatischer als man. Op dat gebied neemt mijn mannelijke kant duidelijk de overhand.
Nou heb ik het als ‘man’ en deeltijdvader maar makkelijk natuurlijk: ik meld me ziek, neem plaats onder mijn warme dekentje, laat me volledig verzorgen en na een dag of 5 gaat het weer wat beter.
Voor een vrouw (specifieker: een moeder) betekent ziek zijn iets compleet anders. Terwijl je ziek ligt lopen te zijn, gaat het huishouden gewoon door, hoor je ook nog je kinderen te vermaken en het grote kind op zijn taken te wijzen, of daarna zelf opnieuw te doen. Van uitzieken is vaak weinig sprake.
In de tussentijd onthoud ik me van enige huishoudelijke vrijwillige bijdrage en nestel me voor de tv om zoveel mogelijk series op Netflix te kunnen kijken.
Ondersteund met een diepe zucht om het half uur, een rochel om het kwartier en een dramatische pose om de twee uur onderstreep ik mijn kritische toestand. Het lijkt wel op een griepje, maar het moet iets veel erger zijn. Ik leg pen en papier alvast klaar op mijn nachtkastje om mijn testament te kunnen dicteren zodra ik weer normaal kan praten, je weet maar nooit.
Mijn lieftallige verpleegster ververst geduldig mijn washandje om de twee uur en plaatst deze terug op mijn voorhoofd en zorgt dat er een vers glas water naast het bed staat. Ze weet ondertussen wel beter.
Bij dag 3 lijkt het begrip toch wel wat weggezakt. Met rollende ogen negeert ze mijn terminale toestand en schuift ze de afstandsbediening binnen handbereik, nadat deze op de grond was gevallen en omdat ik zelf natuurlijk absoluut niet de kracht had mijn arm te strekken.
Rillend en kreunend stap ik uit bed in een poging zelf wat te ondernemen. Het voelt alsof ik een marathon heb gelopen.
Met luid gehijg red ik het de trap af te lopen en begeef me naar de keuken om dan maar zelf een broodje hagelslag klaar te maken.
Zelfs de kat lijkt neerbuigend tegen me aan te miauwen.
Met het broodje hagelslag in de hand neem ik de barre tocht naar boven aan en neem weer plaats naast m’n potjes met pijnstillers, hoestdrankjes, lege zakjes Antaflu en een stapel uitgedroogde washandjes.
Ik hoop maar dat het niet erger wordt. Waar zit mijn blindedarm eigenlijk, volgens mij is hij ontstoken.
Misschien moet ik voor de volgende keer zo’n belletje klaar hebben staan.
Er is maar weinig begrip voor een man.