De Leespatrouille – Editio

Ik nader het kruispunt bij de Utrechtsebaan. Het is zaterdagochtend, kwart over acht en het is rustig op de weg. Mijn partner naast mij kijkt op van zijn boek en neemt een slok koffie uit zijn kartonnen beker van het fastfood restaurant. Mijn maag draait zich om door de sterke koffiegeur die de auto vult wanneer hij de deksel van de beker haalt om al roerend zijn vierde zakje suiker in de koffie op te lossen. Uit frustratie zet ik de volumeknop van de radio nog wat hoger, misschien kan ik de geur overstemmen met wat stevige gitaarmuziek, net als dat ik de routeplanner beter begrijp wanneer de muziek zachter staat.
‘Shit.’ Aan de overkant van het kruispunt zie ik twee motoragenten voor het verkeerslicht staan.
‘Shitterdeshit. Leg weg, snel.’ Ik maak een slaande beweging richting Erik en sla de koffiebeker bijna uit zijn hand. Koffie gutst over de rand van de beker en landt op zijn schoot.

‘Zeg, gaat-ie lekker?’ zegt Erik terwijl hij de halflege koffiebeker op het dashboard zet. ‘Kijk nou.’ Hij wrijft over de groter wordende pijnlijke plek en buigt naar voren om het met koffie besmeurde boek dat net nog op zijn schoot lag weer op te pakken.
‘Leg nou weg, volgens mij hebben ze je gezien.’ Ik raak nog meer gestrest van de onnozelheid waarmee mijn partner handelt. Het lijkt wel alsof hij de ernst van de situatie niet inziet en ik had hem nog zo gewaarschuwd voor we vertrokken.

 

‘Weet je het zeker? Daar kunnen we echt zwaar in de problemen mee raken,’ zei ik tegen hem terwijl hij het boek van onder de bijrijdersstoel haalde en op zijn schoot legde.
‘Ja, joh. We zitten in de auto. Het is niet alsof ik het in het bijzijn van de kinderen doe. Maak je niet zo druk, Sander.’
   Maak je niet zo druk, het levensmotto van Erik. Serieus, ik krijg nog eens een hartverzakking van die man. Niets lijkt hem te deren. Hij komt overal mee weg. Terwijl ik altijd de voorzichtigheid zelve ben. Geen risico, niet opvallen anders word je er uitgepikt. Mijn voorzichtigheid wordt nog eens zijn dood, volgens hem dan.
‘Schat, doe eens rustig. Laten we eerst langs de Mac gaan en koffie halen, daar word ik rustiger van en jij uiteindelijk ook. Neem een beker met groene thee of wat voor vage troep jij lekker vindt.’ Erik pakte me beet in mijn nek, trok me naar zich toe en gaf me een zoen op de mond voordat ik kon reageren. Tegenstribbelen, de leuke manier.

 

Het licht springt op groen, de automobilist achter me claxonneert omdat ik te lang aarzel. De aandacht van de twee motoragenten is nu definitief op ons gericht.
Ik trap het gaspedaal in, laat de koppeling te snel los en schokkend schieten we over het kruispunt. De rest van inhoud van de koffiebeker valt op de schoot van Erik en op het boek dat hij zojuist had neergelegd. Een vloek rolt over zijn lippen.
Met bonzend hart zie ik de motoragenten in mijn achteruitkijkspiegel verschijnen.
‘Zie je wel, daar zijn ze. Ze komen voor ons, ik weet het zeker.’
‘Verdomme, Sander. Dat heb je fijn voor elkaar. Als je gewoon rustig was gebleven, was er niets aan de hand geweest. Door dat zenuwen gedoe van je hebben ze ons door. Wat moet ik ermee, uit het raam gooien? Daar is het nu te laat voor. Kut.’ Voor een ogenblik overdenkt Erik of hij daadwerkelijk het raampje zal opendraaien om alles uit de auto gooien, maar bedenkt zich en schuift het boek terug onder de stoel, in de hoop dat de agenten daar niet zullen kijken.
Nog geen 200 meter verder komt een van de agenten naast me rijden en rijdt een stukje met ons mee terwijl hij naar binnen kijkt. Zijn partner blijft achter ons rijden en lijkt met iemand te praten aan de bewegingen van zijn helmriem te zien. Zo nonchalant mogelijk kijk ik voor me uit en probeer zo normaal mogelijk te reageren. Hoe reageer ik ook al weer normaal. Ik kijk opzij en zie dat de agent naar me wijst. Hij gaat voor me rijden, de lichtbalk met ´volg me´ knippert en ik doe wat er van me gevraagd wordt. Vluchten zou het alleen maar erger maken.
De agent loodst ons naar een afslag alwaar hij stopt en ons staande houdt. Zijn collega parkeert zijn motor achter ons, we staan klem. Door de zenuwen laat ik de auto met een schok tot stilstand komen. Het zweet staat op mijn handen, mijn knokkels zien wit en ik grijp het stuur nog steviger vast. Erik legt een hand op mijn been en probeert me te kalmeren. Ik kijk hem verwoestend aan.

 

De agent klopt op het zijraam en maakt een gebaar het raam naar beneden te draaien. Ik open het raam, maar net ver genoeg om hem aan te kunnen spreken.
‘Goedemiddag, meneer De Vrede, meneer Van Vliet.’
Ik schrik me rot bij het horen van onze namen.
‘Goedemiddag, mijnheer agent.’ Hoe reageer je normaal gesproken op een officier van de Leespatrouille?
   ‘Heeft u uw papieren bij u?’ de agent staat met zijn benen licht gespreid naast het portier, ik zie de zweetdruppels over mijn hoofd lopen in de weerspiegeling van zijn vizier.
‘Papieren? Ja, ja, natuurlijk. Een ogenblik.’ Ik stoot Erik aan ten teken de papieren aan te geven.
‘Wees verstandig in uw keuzes, u kunt ze maar een keer maken,’ hoor ik de agent zeggen. De woorden grijpen me naar de keel. Ze weten donders goed wat we bij ons hebben. Ik had Erik nog zo gewaarschuwd weg te blijven van de Schaduwboeken, maar de verleiding was te groot. De honger naar illegale kennis was niet te stillen. Woorden, feiten, theorieën, geschiedenis, getuigenissen. Alles moest ondergronds sinds het nieuwe bewind boeken of kennis in het algemeen had verboden. Het enige woord dat telde, was het woord van de regering. Al het andere werd er met harde hand uitgeslagen. Bibliotheken waren verboden, voorlezers verbannen, taalkundigen opgesloten. Leraren waren de enigen die boeken mochten lezen, maar alleen als het over de Leider ging en het boek door de Leider zelf geschreven was. Leerlingen mochten niets opschrijven en werden gedwongen alles uit het hoofd op te dreunen, synchroon, als uit een mond. Computers en mobiele telefoons waren jaren geleden al vernietigd als eerste stap het volk dom te krijgen. Illegale boeken gingen onder de tafel, in de schaduw, van hand tot hand tegen woekerprijzen.
‘Ik geef u een kans, meneer De Vrede. Neemt u die kans niet, dan zijn de gevolgen voor u. Nogmaals: waar is uw leesbewijs.’
‘Wij…Ik…’
Ik voel hoe Erik harder in mijn been knijpt en ik draai mijn hoofd in zijn richting. Ik weet niet wat ik moet doen zeggen mijn ogen, mijn hand rust op de sleutel. Zal ik?
   Erik haalt zijn hand van mijn been en opent het dashboardkastje.
De agent naast de auto doet een stap achteruit, ontgrendeld zijn holster en legt zijn hand op de kolf van zijn pistool.
Opzichtig grabbelt Erik wat alsof hij druk aan het zoeken is. Hij weet heus wel dat het leesbewijs geen vermelding maakt van het boek dat hij aan het lezen is, maar hem alleen het recht geeft boeken te gebruiken voor zijn lessen. Op het in het bezit hebben van een illegaal verkregen boek staat 30 jaar dwangarbeid als ze je betrappen, voor elk gelezen bladzijde staat bovendien een maand isoleercel. Erik was pas op pagina 20 van de klassieker die hij gisteren in handen kreeg. Hij had met de verkoper afgesproken in een café in Leiden. Alsof ze twee oude vrienden waren dronken ze een biertje, terwijl het boek onopvallend van eigenaar wisselde. De barman wist ervan, de barman wist alles en wilde zijn vergunning niet kwijt. Hij herkende Erik als zijn leraar Verering.

 

Door het remmen was het boek naar voren geschoven en lag het deels zichtbaar achter de schoen van Erik. Ik probeer Erik erop te wijzen, maar de agent is me net voor.
‘Wat heeft u daar!’ De agent seint naar zijn partner, die snel naar de andere kant van de auto loopt. Met getrokken wapen opent de agent het portier. Erik kijkt als een schuldig schoolkind in het vizier van de man.
‘Uitstappen!’ De agent richt het wapen op Erik, ik kijk naar links en kijk recht in de loop van een pistool.
‘Stap weg van het boek! Liggen, op de grond. Handen in je nek.’ Erik verdwijnt uit mijn zicht. De agent naast me stopt zijn pistool terug in zijn holster. De andere agent stapt in en doet zijn vizier omhoog. Ik kijk recht in de ogen van Patrick.
‘Hoi, schat. Denk je dat het genoeg is zo?’
‘Ja, ik denk het wel.’ Ik buig me richting Patrick en geef hem een zoen op de mond.
‘Dankjewel dat je belde toen je Erik herkende. Hij zal voortaan nog wel eens nadenken voor hij zich bezighoudt met Schaduwboeken.’

Deelnemer Editio debutantenschrijfwedstrijd. Breng je stem uit via de link.

https://mijn.editio.nl/schrijfwedstrijd/de-leespatrouille/

Loading