Onderweg van werk naar huis wandel ik even snel de Albert Heijn in om onze broodvoorraad aan te vullen. Terwijl ik een winkelmandje van de stapel pak en het poortje openduw, valt mijn oog op een toren van kratten. De dagelijkse aanbieding, vlak bij het poortje om gelijk je doorzettingsvermogen te testen. Uiteraard besteed ik geen aandacht aan mijn automatische gedachte om, wat het dan ook is, toe te geven aan de verleiding, ik heb een heule sterke wil, en vervolg mijn weg.
Op dat moment besef ik wat ik eigenlijk in mijn ooghoeken heb gezien.
Serieus? Heb ik dat nou echt gezien? Nee, toch?
Verbaasd doe ik twee stappen terug en draai me om.
Kruidnoten!
Natuurlijk! Kruidnoten, waarom ook niet. Het is tenslotte de laatste week van augustus, nog maar 101 nachtjes slapen en dan staat Sinterklaas met zijn regenboog-Pieten hun lekkers in een van onze hoeken te gooien. Nog maar 102 nachtjes en dan zit deze Turkse seizoensarbeider alweer op de boot naar huis, om de rest van het jaar onze kleine kinderen in de gaten te houden: ‘Lieve Kitty, Arie was weer lekker stout dit jaar, die zal ik eens mee naar huis nemen.’
Hoofdschuddend sla ik mijn handen voor m’n gezicht en vervolg binnensmonds mompelend mijn weg in de supermarkt. Als je tegenwoordig in jezelf loopt te mopperen, kijkt niemand meer op of om omdat men denkt dat je handsfree loopt te bellen.
Nu wil ik natuurlijk niet overkomen als een ouwe zemelaar, maar wat een idioterie. Hoe moet je kinderen uitleggen dat ze nog maar 3 maanden hoeven te wachten op hun cadeautje, terwijl een gemiddeld kind een tijdsbesef van maximaal 6 nachtjes heeft. Als het snoepgoed al in de winkel ligt, moet Sinterklaas toch ook al onderweg zijn, toch?
‘Vroeger’ lag het volgens mij uiterlijk 6 weken in de winkels, mijn tijdsbesef was natuurlijk bovengemiddeld. Genoeg tijd om opgewonden te raken van het feit dat de lang bebaarde ridder op het witte paard in zijn jurk en puntmuts met zijn zwarte knechten al bijna stonden te huppelen op het dek, net genoeg tijd om je flink misselijk te eten aan taaitaai poppen en kruidnoten die je van de straat kon rapen en net genoeg tijd om een wenslijstje te maken van drie cadeautjes en met de postkoets te versturen.
Nu met 101 nachtjes de tijd, moet een kind de maand voor pakjesavond naar de sportschool om vijf kilo suikergoed weg te trainen, anders past het niet eens in die zak van Sinterklaas.
Het liefst zou ik de bedrijfsleider willen aanspreken en deze meneer eens duidelijk maken dat dit nergens op slaat. Dreigen, want dat hoort tegenwoordig natuurlijk, dat ik een e-mail naar de Sint zal sturen om te klikken dat hij stout is geweest, of Piet misschien nog een opbergplaats voor zijn roe nodig heeft.
Amper bekomen van de verdwaalde vreemdelingen die we wél welkom heten, heb ik voordat de maan door de bomen schijnt ook al keuze uit diverse smakelijke artikelen die gesponsord worden door die andere baardmans. Een colonne van lichtgevende vrachtwagens zal de supermarkten van voorraad voorzien, zodat de paar nog openstaande aders ook nog kunnen dichtslibben.
Mocht dat nog steeds niet gelukt zijn, kan ik me nog altijd tegoed doen aan het chocolade festival dat Valentijnsdag en Pasen heet en dat vanaf januari al in de winkel vertegenwoordigd zal zijn.
De ware geest van deze ‘feestdagen’ is allang vervlogen, om maar niet te spreken over veranderingen in ’tradities’: die man met zijn rode pak en rendieren stond B.C. heus niet tussen de Kelten cadeautjes uit te delen. Commercie heeft onze fantasie verpest, ons geloof geïnfiltreerd en ons gevoel van samenzijn verpest door zich in te kopen in onze ’tradities’. De angst voor verandering toont onze ware kleur. Nog 99 nachtjes om mijn wenslijst te e-mailen naar Sinterklaas en de Kerstman. Ik zet mijn schoen alvast, met een tekening voor de Kerstman en een verrassingsei voor de Paashaas terwijl ik met een handje kruidnoten in de hand mijn abonnement van de sportschool verleng.