Over het algemeen sta ik bekend als politiek correct, netjes, beleefd, terughoudend. Dit is voornamelijk het beeld dat ik van mezelf heb en een houding die ik mezelf geef. Een ander zal in de omgang met mij snel zoiets hebben van: ‘Joh, trek je mond nou eindelijk eens open.’
Ik zal niet snel ongefilterd iets naar buiten brengen. Soms gaan daar hele middagen van overpeinzingen, backspace, ‘F7, document bewaren, nee’ aan vooraf. Een column van 650 woorden neemt dan al gauw zo’n 3 dagdelen in beslag: zal ik het wel zo zeggen, moet dat niet genuanceerder, dat kan ik toch niet maken, wat moeten ze wel niet van mij denken?
Ook in het dagelijkse leven, waarbij ik mijn woordjes verbaal moet overbrengen tijdens communicatieve gelegenheden, heb ik vaak van die nounou-momentjes als de mensen om mij heen hun gebruikte filters blijkbaar zijn vergeten te verwisselen; buitenlanders zus, homo’s zo, jeetje wat is die lelijk, etc.
Ik vind het knap als je gewoon kunt zeggen wat in je opkomt en dat weet over te brengen, zolang het wel enigszins onderbouwd is. Helaas is dat laatste niet altijd het geval. Natuurlijk wordt de smaakloze mening niet altijd gewaardeerd en resulteert dit regelmatig in onenigheid. Als je dan achteraf ook nog je mening kunt bijstellen en kunt erkennen dat je ongelijk had, ben je voor mij een held.
Bij mij zit de kneep dan ook juist in het woordje ‘onenigheid’. Omver geblazen worden door ongezouten, ongefundeerde meningen, schreeuwers die geen ander middel kunnen inzetten dan het geluid van verscheurende lucht. Ik ben meer van het politiek overleg dan van de schreeuwende menigte die uit angst voor het onbekende de boel overstemd. Alhoewel angst voor onenigheid natuurlijk ook leidt tot een aangepaste mening en een verkrampte levensstijl.
Als fatsoensrakker is het daarom wel eens lekker om de rugzak met verstopt geraakte filters schoon te maken, mezelf even te ontkalken. Even ongegeneerd alle remmen laten gaan. Veelal gebeurt dit op de stille momentjes van de week, als niemand kijkt of alles nog ligt te slapen. Ik begin ook niet voor niets een uur eerder dan mijn collega’s, zodat ik in alle rust en zonder schaamte mezelf even kan verliezen in mijn eigen muzieksmaak om vervolgens op te gaan in de massa zodra de voordeur opengaat, je zal je maar anders gedragen dan de rest natuurlijk. Ongegeneerd zing ik alle hits mee en mis elke noot alsof ik Madonna ben. Heerlijk mijn favoriete liedjes zo gek en zo vals mogelijk meezingen, even lekker gek doen.
Hoe fijn is het, om met alle ramen gesloten natuurlijk, in de auto je favoriete, ongecensureerde, Dr. Dre nummer mee te rappen alsof je Michael Bolton uit Office Space bent. Om, als niemand het hoort, zonder schaamte je gaap niet te hoeven onderdrukken. Lekker geeuwen als Chewbacca in plaats van je gezicht in de plooi te moeten houden om maar niet te verraden dat het verhaal van de verteller tegenover je je in slaap sust, dat er waarschijnlijk nog ongelukkiger uitziet dan jezelf te laten gaan. Met chronische vermoeidheid heeft iedereen het gevoel dat ze je vervelen, wat natuurlijk absoluut niet helemaal waar is, ongeveer.
Extra leuk is het als je af en toe ongemerkt uit je rol valt en je de rugzak met filters per ongeluk expres verwisseld hebt met die gevuld met cynisme en sarcasme.
‘Alle buitenlanders het land uit!’ roept de inheems Amerikaan.
‘Ja, precies. Terug naar je eigen land! Wacht, wat?’ roept de redneck.
Intelligent schreeuwen: je lijkt in te stemmen met de schreeuwers maar je zegt juist het tegenovergestelde. ‘Als ik het niet vergeet, zal ik er aan denken,’ is toch wel mijn favoriete binnenpretje. Je kunt het ook laf noemen en niet durven uitkomen voor je echte mening, maar dat is jouw mening.
Als zelfs de schreeuwers een nounou-momentje hebben, heb je je doel bereikt. ‘Het leek zo’n fatsoenlijke jongen, waar ging het mis?’