Tag archieven: bejaard

Onherkenbaar

‘Hé, pa. Hoe gaat het vandaag?’ Ik sloot de deur van zijn verzorgingsappartement achter me en stapte langs de keuken de woonkamer in. M’n vader zat zoals altijd in zijn favoriete stoel, de draaistoel van lichtbruin ribfluweel die alle verhuizingen sinds de jaren ’70 heeft overleefd. Haar stoel, een laatste herinnering aan ma.
‘Pa, hoe gaat het me je?’ Geen reactie. Met zijn grauwe staar keek hij afwezig door het raam naar het park tegenover de flat. Waarschijnlijk zat hij al een tijdje zo naar de buitenwereld te kijken. Op zijn schoot lag een puzzelboekje, in zijn linkerhand hield hij een pen vast. Pa hield van kruiswoordpuzzels, het hield zijn hersenen gezond zei hij altijd. Ik gaf hem een kus op zijn wang, maar het drong niet tot hem door. Met een hand op zijn schouder doorbrak ik voorzichtig zijn trance.
‘Dirk, jongen. Ik hoorde je niet binnenkomen. Ben je er allang. Zal ik koffie voor je zetten?’ Als uit een diepe droom wakker geworden, probeerde pa uit zijn stoel te komen.
‘Peter, pa. Blijf maar zitten, ik zet zelf wel koffie.’ Ik raapte het puzzelboekje en de pen van de grond en liep naar de keuken.
‘Mooi, mooi. Goed je te zien. Dat is een tijd geleden, hé.’
‘Pa, Dirk is gistermiddag nog geweest.’
‘Gistermiddag?’ Even bleef het stil. ‘Nee, dat klopt niet. Ik krijg nooit visite.’
De ongewassen kopjes op het aanrecht vertelden een ander verhaal. Mijn broer Dirk en ik wisselden elkaar elke dag af. Dirk was alleen niet zo van het opruimen. Hij vond het ook heel zwaar om zijn vader zo te moeten zien. Hulpeloos, een schim van de energieke man die onze vader was toen we opgroeiden. Ik zette mijn koffiekopje op de salontafel naast het puzzelboekje, die van mijn vader op het tafeltje naast zijn stoel.
‘Dankjewel, Dirk.’ Het oude draaimechanisme van de stoel kreunde terwijl hij zijn kopje van het tafeltje pakte. ‘Heb je Peter de laatste tijd nog gezien. Ik hoor zo weinig van hem.’
‘Ik ben Peter, Pa.’
‘Hoe is het je vrouw?’
‘Merel is overleden, pa. Al 4 jaar geleden. Met Mark is alles goed.’
‘Ach, ach. Verschrikkelijk. Gecondoleerd.’
‘Ik zal het aan Dirk doorgeven.’ Ik dronk mijn koffie op, schreef in het dagboek dat ik geweest was en maakte de kopjes schoon. Ik gaf pa een zoen op zijn wang en lag het puzzelboekje en de pen op zijn schoot.
‘Tot overmorgen, pa.’ Ik legde mijn hand op de deurklink, een traan rolde over mijn wang.
Pa draaide zijn stoel weer naar het raam.
‘Dag, Dirk.’

Loading