De slaapkamer staat er nog steeds hetzelfde bij, alles op dezelfde plek, onveranderd, een tijdcapsule.
De muffe geur die hoort bij een jongenskamer is ondertussen verdwenen. Die lichte zure lucht van sportzweet, examenzweet, angst voor meisjes en overmatig gebruik van deodorant.
Het dekbed ligt half opengeslagen op de hoogslaper. Het hoofdkussen is alweer bijna helemaal teruggeveerd in originele staat, de vorm van zijn hoofd nog licht herkenbaar door de vele gel en andere haarproducten die achter zijn gebleven op de kussensloop. De geur is nog onmiskenbaar aanwezig als je het kussen dicht tegen je aanhoudt, zijn geur. Zo anders als de geur toen hij een kind was, die geur waar je als ouder van volschiet als je denkt aan de onschuld, het hulpeloze, als je kind je echt nog nodig heeft.
Op de matras ligt een kabel van zijn laptop, vergeten mee te nemen naar school.
Het kladblok op het bureaublad ligt open, de pen ernaast, klaar om het huiswerk te maken waar hij nooit zin in had, dat hij eigenlijk nooit maakte. De inkt van het handgeschreven bericht doorlopen.
Ik pak het kladblok van het bureau, ga op het bed zitten en lees het bericht voor de 150e keer. Ik ken elk woord, elke spatie.
Het was nooit een prater, de geschreven woorden heb ik niet meer van me kunnen afschudden- uitzichtloos, radeloos, machteloos, reddeloos. Onvermogen om uit te leggen wat hij dagelijks doormaakte, hoe ze hem kapot maakte.
Het is een jaar geleden. Hij stapte de deur uit. Op weg naar school. De dagelijkse busrit, schuilen in de massa, eenzaamheid in de menigte.
Ik heb het echt niet zien aankomen. Je denkt altijd dat het iemand anders overkomt.
‘Doe je je best,’ mijn laatste woorden. Inhoudsloze betekenis. Mijn gedachten bij de dagelijkse eentonigheid van mijn werk. Mijn werk dat altijd voor alles ging, vrienden, familie, gezin. Egoïsme boven eenheid.
‘Jaha,’ zijn laatste woord. Geen knuffel, geen zoen, geen liefde. Een tiener.
Om elf uur die ochtend ging de telefoon. Nooit aangekomen op school. Mobiel onbereikbaar. Zijn verbinding met de wereld verbroken, onzichtbaar, gevlucht uit de hel. Rugtas en laptop zijn nooit meer gevonden, zijn lichaam onder de brug. Alle dromen voorbij.
Het pesten een stap te ver.
Zichtbaar lijden recht onder mijn ogen, verborgen littekens openlijk gedragen, niet in staat een uitweg te vinden.
Ik druk mijn gezicht diep in het kussen. Ik kan niet verder, zonder hem.
Deelnemer van de schrijfwedstrijd ‘stel je voor…’ van Heel Nederland Schrijft.
Door de jury genomineerd tot de 50 beste inzendingen.
http://www.heelnederlandschrijft.nl/lezen/de-pijn-blijft-3192