Als kind word je regelmatig gevraagd: ‘Wat wil jij worden als je later groot bent?’ Al snel kom je dan uit bij politieman, brandweerman, piloot, ridder of draak! Heldhaftige beroepen, die in de praktijk uiteraard een stuk minder heldhaftig zijn dan het romantische beeld dat we er als kind van hebben; in mijn harnas door de man of vrouw van mijn dromen uit een torentje gered worden zoals de sprookjes ons doen geloven, schijnt in de praktijk maar weinig voor te komen – maar hier spreekt de cynische volwassene.
Ouder wordend kijk je als kind niet veel verder voor inspiratie dan het beroep van je ouders. Mijn vader was timmerman/machinaal houtbewerker, mijn moeder werkte in de schoonmaak in het ziekenhuis en later in de bloemen. Ik wilde eigenlijk ook de bouw wel in, maar dan liever niet de steigers op: ik wilde architect worden. Het leek mij een erg romantisch idee om gebouwen te ontwerpen en door de stad te lopen om te kunnen zeggen: ‘Kijk zoon, zie je dat gebouw? Die is van mij.’
Ik hield vroeger ook heel erg van tekenen; ik tekende vooral stripfiguren na uit de Donald Duck of Wordt Vervolgd, iets heel anders dan gebouwen tekenen. Dat ik iets met tekenen wilde doen was voor mij wel snel duidelijk. Bij de Donald Duck werken was misschien ook wel leuk geweest, maar daar vond ik mijzelf niet creatief genoeg voor.
Lees verder Later als ik groot ben