“Een jonge vrouw opent de voordeur van het bedrijfspand. Ogenblikkelijk verstommen de gesprekken. Toch stapt ze naar binnen en sluit de deur behoedzaam achter zich. Ze is de ongemakkelijke stiltes ondertussen wel gewend, het is hier niet anders dan bij andere bedrijven. Het logo van haar bedrijf op haar witte jas maakt geen enkel verschil. In haar linkerhand houdt ze het hengsel van haar koffer vast. Ze trekt de zware koffer naar zich toe als ze voor de balie staat, ze probeert zich zo klein mogelijk te houden.
Niet opvallen, snel de opdracht uitvoeren en wegwezen.
‘Goedemorgen. U komt voor de watercooler, zo te zien?’ begroet de secretaresse haar met een vriendelijk glimlach, terwijl ze opstaat van haar stoel.
‘Ja.’ Niet teveel woorden gebruiken.
‘Loopt u maar door naar achteren, hoor. De watercooler staat in de pantry.’
De vrouw komt wel erg overdreven vriendelijk op haar over. Ze weet haar ongemak goed te verbergen, of zou ze echt zo vriendelijk zijn?
Het geluid van haar eigen voetstappen en het rollen van de kofferwieltjes over de vloerbedekking geeft haar een beklemmend gevoel. Ze wordt zich plotseling erg bewust gemaakt van haar aanwezigheid. Terwijl ze langs de werkplekken naar de pantry loopt, kijkt ze strak voor haar uit, bang om oogcontact te maken. Geen enkel ander geluid. Geen enkele ‘goedemorgen’. Niets.
De watercooler lijkt in orde, maar weten zij veel. Uit de orderbrief blijkt dat alleen de filter vervangen moet worden en de aansluitingen nagelopen moeten worden. Nog geen vijf minuten werk. Ik moet hier weg. Ik ben dit zó zat, maar ik kan moeilijk gelijk alweer vertrekken zonder argwaan te wekken.
Overmand door de stilte, legt ze de net vervangen onderdelen in de daarvoor bedoelde uitsparingen in de koffer. Ze pakt haar mobieltje en doet alsof ze een collega belt voor overleg. Nog even snel het lekbakje legen en een doekje over het apparaat. Ze houdt het gesprek kort, begroet haar denkbeeldige collega, stopt haar mobiel weg, sluit de koffer en haalt diep adem. Nog één laatste keer, dan ben ik van ze af.
Nog steeds geen geluid, alleen het klikken en schuiven van muizen en het getik op toetsenborden. Terwijl ze de werkplekken weer passeert, voelt het alsof hun ogen in haar rug prikken. Alsof ze een duw in de rug willen geven, zodat ze er zeker van zijn dat ze weer vertrekt. De ontwijkende blikken snijden door haar ziel.
‘Is het weer gebeurd?’ Glimlachend staat de secretaresse weer achter de balie.
‘Ja, kunt u hier tekenen,’ het accent is onvermijdbaar te horen. Hoelang ze hier ook al woont, het accent is nooit weggegaan. Zal dat ook zo zijn als ik weer thuis zou zijn. Thuis, maar dit is mijn thuis toch? Rustig legt ze de orderbrief op de balie.
Met de handtekening op het briefje draait ze zich richting de uitgang, klaar om weg te gaan. ‘Tot ziens mevrouw.’
De secretaresse neemt de rinkelende telefoon op en heeft al geen aandacht meer voor haar.
De jonge vrouw fatsoeneert haar hoofddoekje nog even, pakt de hendel van haar koffer vast en verlaat het pand.Niet achterom kijken. De hoek om.
De deur valt zachtjes dicht, de ongemakkelijke stilte hangt nog in het pand.
‘Je zou toch bijna denken dat er een bom in het koffertje zit.’ De stilte wordt doorbroken met een lachsalvo. De een lacht uit volle borst mee, de ander lacht ongemakkelijk.
‘Nou, zo is het wel genoeg,’ de secretaresse probeert met een ontwapenende lach haar collega terecht te wijzen.
‘Ja zeg, als je geen grapjes meer mag maken, is het einde zoek natuurlijk. Ik mag toch zeggen wat ik wil. Daar moeten ze maar tegen kunnen.’ Beledigd gaat de man verder met zijn werk.”
Ik kan natuurlijk niet weten wat er in het hoofd van deze vrouw omging. Het is een interpretatie van wat ik ervaar, gebaseerd op mijn eigen gevoelens en belevingswereld wanneer mensen mij systematisch negeren, omdat ik zogenaamd zo anders ben.
Ik vind het walgelijk en verwerpelijk hoe men met elkaar omgaat. Als je er ook maar iets anders uitziet dan de gemiddelde ‘Nederlander’, denken sommigen het recht te hebben om diegene op respectloze manier te behandelen. Onder de mom van ‘vrijheid van meningsuiting’ is alles tolereerbaar. Als blijkt dat het ‘ophef’ veroorzaakt, schuift men alles onder ‘het was maar een grapje, moet kunnen’ en kruipt men in de slachtofferrol. Nu ben ik blond en heb blauwe ogen, discriminatie vanwege mijn uiterlijk ken ik niet.
‘Het komt zo wel heel dichtbij’, ‘Waarom is dit nu nodig’, ‘Gooi de grenzen dicht’, ‘Preventief alle moslims opsluiten’, ‘Dit is niet mijn wereld’.
Als je denkt dat dit niet jouw wereld is, heb je al die tijd in een sprookjeswereld geleefd. Dan heb je nooit verder gekeken dan je omheinde vakantieoord, waar ze zo lekker handig Nederlands spreken. Het is zo fijn om op vakantie te gaan, waar je eigenlijk niet eens merkt dat je in het buitenland bent, waar je je pakje hagelslag en zakje friet gewoon kunt kopen bij ‘Sjaaks Hollandse winkel’. Het is zo goed voor die mensen daar, verdienen ze ook wat.
Het is het ontbreken van een greintje respect, empathie en inlevingsvermogen die de bomgordel omdoet. De doden zijn het eindresultaat van een uitzichtloze situatie.
Het murw bombarderen van landen die je niet eens op de landkaart kunt aanwijzen, gebeurt ook in jouw naam, jouw goede bedoelingen ten spijt. Degenen die nog het geluk hebben de bommen te zien vallen, weten niet wat voor partij jij stemt, hebben nog nooit van de PvdA, VVD of PvdD gehoord. Het maakt de bomleggers niet uit wie ze meenemen het graf in, aangezien jouw bommen ook geen onderscheid maken.
Je afvragen waarom iemand zich genoodzaakt voelt zichzelf op te blazen, is de verkeerde vraag stellen. Het gaat om het gebrek aan voorstellingsvermogen van kortzichtig gedeelte van de samenleving. Het niet willen beseffen dat mensen tot wanhoop gedreven worden omdat ze dagelijks neerbuigend worden behandeld, genegeerd worden, beledigd worden, zich moeten verantwoorden voor de acties van mensen die ze niet eens kennen. Eisen van je medelander om openlijk afstand te nemen van zijn vreedzame geloof of levenswijze. Het zijn niet alleen de bommen die slachtoffers maken, het zijn ook de onderhuidse pesterijen die voor verse aanwas zorgen.
De overgrote meerderheid van het land schreeuwt in stilte, maakt zich heus wel druk en is het echt niet eens met deze vormen van geweld en weet dondersgoed dat de meerderheid van de minderheid vredelievende mensen zijn. De beschaafden hebben helaas geen nieuwswaarde, cameraploegen gaan niet een straat in waar iedereen binnenzit en stil protesteert. Stilte verkoopt zo slecht.
Wat zou het met jou doen, als jij geen mens meer kunt zijn in je eigen land, jouw rechten niet worden gehonoreerd. Als je anders wordt behandeld om je uiterlijk, geloof of levensstijl. Ook dit is wat er in jouw Nederland gebeurd.
‘Laten we de grenzen dichtgooien en alleen nog de eigen mensen helpen, alleen als je blond haar hebt en blauwe ogen hebt natuurlijk. De rest stoppen we bij elkaar in barakken, prikkeldraad eromheen en zetten we aan de arbeid in ruil voor een beetje schijnvrijheid.’
‘Laat ze van de stranden wegblijven zodat ik rustig op vakantie kan, kunnen ze verderop niet aanspoelen, ruimte zat.’
Zorg ervoor dat dit niet jouw Nederland wordt.
Ga, niet mee in de paniekzaaierij. Laat, je stem horen. Hou, je aan de feiten. Kom op, voor je medemens. Hou, je hart en de grens open.
Angst mag en is onvermijdbaar, maar laat de angst niet aan de macht komen.