Dag 5
Ochtend
Het is rustig op straat. Te rustig. Een auto reed voorbij, stopte voor het huis aan de overkant en reed weer verder. De vrouw die uitstapte liep nonchalant naar de voordeur en keek achterom. Zag ze mij? Ze klopte drie keer op de deur in een vreemd ritme en werd binnengelaten. Kort daarop hoorde ik het gegil van kinderen. Ik vertrouw het niet, maar wat kan ik doen? Moet ik om hulp bellen? Komt er nog wel hulp?
Middag
Steve ging naar buiten om het afval weg te brengen. Het leek een eeuwigheid te duren voordat hij weer terug was, of gaat de tijd trager in quarantaine? Ik vroeg hem of de wereld er anders uitzag buiten. Of er veel veranderd was. Of de lucht anders rook. Volgens hem niet, maar dat kan niet waar zijn. Er klopt iets niet. Hij is veranderd.
Avond
Ik had gelijk. Er klopte iets niet. Ik had het moeten zien, die blik in zijn ogen. Dezelfde staar als de vrouw aan de overkant. Alsof hij er niet meer was. Nu is het laat. Wat gebeurt er daar buiten? Wat is dit voor virus?
Ik probeerde hem te stoppen toen hij mij vanuit het niets aanviel. Ik wilde hem niets aandoen, maar dit was mijn man niet meer. Ik kon niet anders. Mijn god, de kinderen.