Categorie archieven: Blog

Kijk, daar gaat je tas!

Kun jij even op mijn tas letten?

Nee, nee, deze week niet weer een stukje over mijn verrichtingen als Annie. Hoewel, toch een klein beetje. Een Annie is nu eenmaal altijd in functie, maar er zijn momenten dat ik twijfel over het nut van mijn diensten en ik de onbeheersbare behoefte voel om mijzelf tijdelijk uit de functie van tasjesbewaker te ontheffen, zonder de eigenaar van de tas op de hoogte te brengen. Maar ja, plichtsgetrouw als ik ben zal ik dat nooit doen en zal ik mijn taak vol overtuiging uitvoeren, ook wanneer iemand opeens besluit zich onwettig mij van een tas te ontdoen.

Tot op heden heb ik het geluk gehad nog maar een keer met geweld te maken hebben gehad en dan eigenlijk ook niet eens echt. Tijdens een middagje hangjongeren met mijn vriendin in een trappenhuis, liep een, wat een paar seconden later bleek, criminele leeftijdsgenoot ons voorbij de trap af. Niets vermoedend zaten wij hinderlijk in de weg verliefde pubers te zijn toen de boef zich omdraaide en de punt van een mes in onze richting wees en ons aansprak: ‘Je geld of je leven’. Gast, hoe cliché kun je het hebben? Met een rugzak vol vertrouwen – *kuch* en natuurlijk omdat ik mijn meisje wilde beschermen *kuch*- antwoordde ik stoer: ‘Ik heb geen geld, neem dan mijn leven maar, dat is nog minder waard.’ Het had een briljant begin kunnen zijn van de volgende succesvolle cartoon serie van Marvel Comics, behalve dat er geen kind bij was om ons te wreken en de wereld van alle schurken te bevrijden gekleed in een vleermuiskostuum. Schijnbaar overbluft brak de ploert zijn wandaad af en liet ons verder met rust, het kan ook nog steeds een grapje zijn geweest.

Op het moment zelf dacht ik er niet echt bij na, ik zag de ernst er niet van in. Achteraf gezien niet een van de slimste dingen om te zeggen onder bedreiging. Ik kreeg ook op mijn kop van mijn vriendin hoe ik het in mijn hoofd haalde zo te reageren, terecht. Noem het maar jeugdige onschuld, of gewoon stom.

In dit geval liep het goed af. Het had net zo goed met een messteek kunnen aflopen vanwege mijn bijdehante opmerking, voor mij en in het slechtste geval voor ons.

Als dit het ergste geval van geweld is dat je hebt meegemaakt, op een doodsbedreiging na maar zonder doodsbedreiging hoor je er tegenwoordig niet meer bij, weet je eigenlijk niet wat het is om met geweld om te gaan of beroofd te worden, of nog ergere denkbare criminele zaken. Gelukkig hoef je niet alles mee te maken om er een voorstelling van te kunnen maken. Met een levendige fantasie kun je zelf wel bedenken hoe het zou moeten zijn en hoe je zou reageren. De realiteit is vaak grimmiger en zeker minder heldhaftig. Vaak krijg je niet eens de tijd om de held uit te hangen.

10 seconden is alles dat nodig is om je te beroven, van je eigendommen of je leven. Je let niet op door je dagelijkse routine, wordt even afgeleid door iemand die je net lang genoeg bezighoudt, terwijl zijn partner in criminaliteit achter je rug je rugzak weggrist. Dag identiteit.
10 seconden, niet eens tijd genoeg om te beseffen wat er aan de hand is, tot het te laat is en de meneer aan de deur toch iets andere bedoelingen heeft en zijn handlanger opeens tevoorschijn komt om je met een stuk ijzer te bewerken.
10 seconden, terwijl je snel nog even je kinderen onder de douche zet na een dagje strand terwijl je het eten alvast opzet en je halverwege de trap opeens een inbreker tegenkomt die door de altijd openstaande achterdeur hun weg naar binnen wel erg makkelijk wisten te vinden, en je zijn maatje de tuin uit ziet rennen met je portemonnee en je laptop.

Wat rest is het gevoel van wantrouwen. Beroofd zijn van goederen is niet eens het ergste, een laptop is vervangbaar, een paspoort is opnieuw aan te vragen en pinpassen zijn te blokkeren. Maar het wantrouwen naar anderen toe, dat er iemand is die zich je spullen toe-eigent. Dat er zelfs iemand naast je bed kan staan terwijl je niets in de gaten hebt, of in de kamer van je kind heeft gestaan. Ik zou er nog minder van kunnen slapen, verschrikkelijk. Je niet meer op je gemak voelen in je eigen huis. Elk afwijkend geluid is verdacht, terwijl het gewoon de koelkast is die aanslaat of de kat die krullen van de trap krabt.
Of ik dan zo’n held ben om achter de onverlaat aan te rennen? Ik vrees het niet, behalve als ze aan je naasten komen, dan wel, waarschijnlijk.

En moet je dan verwachten dat de nationale politie werk van je digitale aangifte maakt? Aangifte moet, altijd. Maar de aangifte-slushpile van de nationale politie is nog erger dan bij menig uitgeverij. Het delict valt onder kleine criminaliteit, terwijl de impact valt onder trauma. De Zware Jongen kan ondertussen al in het buitenland zitten, of gewoon in de straat verderop wonen. Bovendien zijn alleen maar je spullen van je beroofd, je ademt nog, er zijn ergere dingen.

‘Let je op mijn tas?’ wordt gevraagd als we met z’n vieren uit eten zijn in een restaurant. Rare vraag toch als om met 3 personen een tas in de gaten te houden. Wat is er zo bijzonder aan die tas. Is het juist niet verdacht om met z’n drieën naar een tas te zitten staren, dat daagt alleen maar criminelen uit die misschien gewoon onschuldig een avondje uit waren in hetzelfde restaurant en niet eens de intentie hadden om het verkeerde pad te kiezen die avond. Maar een tas die door drie personen wordt bewaakt moet wel heel bijzonder zijn.
‘Ja, hoor. Ik zal goed toekijken wanneer je thuis ontvreemd wordt.’

Loading

Echte mannen doen het zonder bescherming

 

Ik ben in mijn middelbare leven toch al bij aardig wat concerten geweest, vergeleken met iemand die niet veel bij concerten is geweest dan. Voor de echte concert-/festivalganger ben ik maar een amateur met mijn 40 of 50 concertbezoeken. Hoewel ik er op relatief late leeftijd achterkwam dat je daadwerkelijk naar optredens van je favoriete artiesten kon, heb ik de afgelopen 20 jaar een aardige inhaalslag gemaakt, vooral dankzij mijn partner en een gezamenlijke liefde voor dezelfde muziek. Voor mijn 20e was ik zelfs nog nooit naar een concert geweest en keek ik naar mijn favoriete bands op MTV.

Momentje, er wordt gebeld…Te laat, al opgehangen.

Het legendarische optreden van Pearl Jam, mijn favoriete band in die tijd en sindsdien, op Pinkpop waarbij Eddie Vedder ons alle hoekjes van het podium liet zien en uiteindelijk het publiek in dook, heb ik dus niet live meegemaakt omdat ik niet besefte dat je daadwerkelijk lijfelijk aanwezig kon zijn. Ook het optreden in Ahoy in 1993 heb ik dus gemist; ik had wat andere prioriteiten in mijn leven en naar concerten gaan was wel het laatste waar ik aan dacht. Hé, het waren de jaren ’90, niemand wist waar hij/zij mee bezig was. Ik vind het al heel wat dat ik überhaupt herinneringen uit die tijd heb, behalve eentje die al bijna 20 jaar mijn familienaam vertegenwoordigt.
Mijn allereerste concert was in 1996, een akoestisch optreden van de Golden Earring in de Stadtheater van Zoetermeer. De moeder van een vriendin had een kaartje over en in mijn afwezigheid werd ik aangewezen als vrijwilliger. Niet al te bekend met hun oeuvre, naast Radar Love, vond ik het optreden wel hartstikke leuk.

Gaat weer die telefoon, even wachten hoor. Alweer opgehangen, geen geduld.

Sinds dat optreden heb ik daarna nog aardig wat optredens meegemaakt, bewust of minder bewust. Ik ben ondertussen de tel kwijt: Pearl Jam 14 keer, The Frames 10 keer, Arid, Queens of the Stone Age 3 keer, Presidents of the United States of America, K´s Choice, Racoon, Coldplay (toen ze nog goed waren), Staind, Brad, Editors, Eddie Vedder en ik vergeet er vast nog wat.
In het begin ging ik naar deze optredens zonder enige vorm van bescherming. Zonder er ook maar over na te denken, liep ik de zaal in en zocht mijn weg naar het podium, lekker dicht bij de geluidsinstallatie. Gevolg: drie dagen lang barstende hoofdpijn en niet eens van de alcohol of andere stimulerende middelen, maar hoofdpijn vanwege de hoeveelheid decibels die mijn onbeschermde gehoor hadden vermaakt. Drie dagen lang klonk de wereld een stuk verder weg, dof. Direct na een concert kon ik de gesprekken van mijn medereizigers niet eens volgen. Op goed geluk knikte ik wat mee, in de hoop dat ik op het juiste moment instemmende, met wat verrassende uitkomsten. De dag erna op kantoor leverde ongeveer dezelfde komische toestand op; proberen gesprekken te volgen zonder echt te kunnen horen wat er gezegd werd en per ongeluk instemmen met een salarisvermindering.
Net als mijn medereizigers dacht ik er niet bij na om gehoorbescherming mee te nemen, eigenlijk was het niet eens een optie. Je onderging het en zat met de gevolgen, waar je ook wat lacherig over praatte. Het hoorde er gewoon bij. Dat je gehoor naar de knoppen gaat van deze overdosis aan geweldige muziek is maar bijzaak.

Oordopjes? Dat doe je toch niet. Daar sta je toch een beetje voor schut mee, tussen al die concertgangers die hun trommelvliezen ongehinderd laten meedrummen. Muziek moet je ervaren, elke noot moet je analoog in je opnemen. Elke scheurende gitaarsolo moet rauw binnenkomen, om nooit meer te worden vergeten. Met oordoppen in klinkt dat toch anders, niet zoals het bedoeld is. Als je een purist bent. Met oordoppen in, klinkt de muziek veel verder weg, verstomd, minder echt. Gesprekken met je medereizigers zijn ook moeilijker te volgen, in plaats van dat je achteraf moet vragen of ze de vraag kunnen herhalen sta je tussen het voorprogramma en hoofdprogramma al ‘Hé, wat!’ te roepen. Het instemmend knikken heb ik wel afgeleerd. Maar uiteindelijk is de keuze er tussen drie dagen lang hoofdpijn en een steeds verder verslechterend gehoor. Een geruis in je hoofd dat niet meer wil weggaan, een gepiep dat niet ophoudt, een rinkelend geluid dat… Kan iemand die telefoon opnemen?!

Van de week was voor het eerst sinds lange tijd dat ik zonder bescherming naar een concert ging, de oordoppen waren ingepakt vanwege de verhuizing. Het ging om een concert in Carré van Glen Hansard en zijn vriendjes en vriendinnetjes. Op zich geen snoeiharde muziek en een zaal die ook niet echt bekend staat om het oorverdovende volume. Toch zaten er stukken tussen waarvan ik dacht dat ik het bloed uit mijn oren voelde stroomde. Ik ben het niet meer gewend: I’m getting to old for this sh..
Achteraf viel het gelukkig mee en heb ik er geen blijvende schade aan overgehouden. Heerlijk kunnen genieten van alle rauwe toonladders.

Loading

Zzzlaap, Lexie, zzzlaap

Één van de grootste problemen met Fibromyalgie voor mij, is slapen. Voornamelijk het gebrek aan slaap en een overschot aan slaap tegelijkertijd. Ingewikkeld? Hoogstens lastig.

Voordat ik wist wat Fibromyalgie inhield, wist ik alleen maar dat ik moe was. Ontzettend moe, oververmoeid, opgebrand, uitgeblust, een burn-out. De minste of geringste inspanning zorgde ervoor dat ik uitgeput in bed belandde, of de bank omdat het bed te ver weg was. Er was zelfs een tijd dat ik van 400 meter wandelen drie dagen moest bijkomen. Ik kan het me nu niet meer voorstellen, want gelukkig gaat het vergeleken met die periode een stuk beter. Boze tongen beweerden toen dat ik de boel in de maling nam: ‘Ik zag je toch lopen in het winkelcentrum.’ Ja doos, maar zag je ook hoe ik erbij liep.

‘Iedereen is wel eens moe, stel je niet zo aan.’ Een veel gehoorde opmerking, waarschijnlijk nog vaker achter mijn rug gezegd. Ik weet best het verschil tussen een beetje moe en totaal uitgeput zonder inspanning: 180 kilometer fietsen over 19 heuvels, daar word je moe van. Een marathon lopen, alleen al aan de gedachten word je moe. De hele dag in de tuin werken, doodvermoeiend. Maar dat is een aanwijsbare vermoeidheid, of vermoeidheid door eigen schuld. Vermoeidheid met een voldaan gevoel. Welke idioot gaat er dan ook over 19 bergen fietsen, op één dag, vrijwillig.

Een keertje slecht slapen, vooruit een week niet goed slapen is best vermoeiend en komt de stemming niet ten goede. Een maand niet goed slapen zorgt al voor de nodige ruzies binnen het gezin, een half jaar met een ernstig verstoord slaappatroon en het is niet gek te bedenken waarom er zoveel thrillers worden geschreven: moorddadige gedachtes die om het minste of geringste tot uitvoer worden gebracht.

Voor mij blijft het nog steeds moeilijk te verkroppen, dat ik eerst moeiteloos 19 keer de alpe d´huez kan beklimmen, nou goed 19 heuveltjes in een glooiend landschap, om vervolgens een paar jaar later niet verder te kunnen wandelen dan het einde van de straat om een brood te halen. Dat mijn lichaam zo op slot zat, dat ik mezelf aan de trapleuning de trap op heb moeten hijsen, omdat mijn benen me niet omhoog wilde tillen. Onverklaarbare vermoeidheid, die volgens mijn medisch team te wijten zijn aan langdurig geestelijke overprikkelbaarheid. Het is niet dat ik niet wilde, de communicatie tussen mijn hersenen en de rest van het lichaam ontbrak gewoon. Ik moest opnieuw leren lopen, voetje voor voetje (verschrikkelijke uitdrukking, maar ik gooi het er schaamteloos in). Ondersteund door mijn partner haalde ik het einde van de straat, wist ik uiteindelijk de laatste trede te halen. Zo vernederend.

Vooral het gevoel niet te kunnen doen wat normaal zonder na te denken ging, op de fiets stappen en 150 kilometer fietsen omdat dat leuk is en dan na een verfrissende douche tevreden vermoeid in slaap vallen, om het de week daarna nog een keer te doen. Gewenste vermoeidheid.

Op zich is het in slaap vallen geen enkel probleem. Ik slaap overal, een trekje dat mijn zoon ook heeft. Zet hem in een auto en vijf minuten later slaapt hij. Best fijn als je dat kunt, zolang je zelf niet hoeft te rijden, dan wordt het iets ingewikkelder. Ik had ook niet naar de boekenbeurs in Antwerpen kunnen gaan en lekker op de bank kunnen blijven liggen, maar dan had ik een keileuke dag gemist, om mij aan te sluiten bij een van de recensies. Gelukkig ben ik niet zo erg als een voormalig collega, die viel zelfs al werkend op zijn werkplek in slaap.

Maar ongemerkt is zo’n dagje weg een inspanning die daags later nog voelbaar is, een ogenschijnlijk moeiteloze dag vergt vaak veel meer inspanning dan van te voren ingeschat.

De vermoeidheid is nooit weggeweest, hoogstens een gewoonte geworden. De symptomen zijn verminderd en acceptabel, voor zover ik er vrede mee kan hebben. Het moe zijn, is in zijn onvoorspelbaarheid de enige constante.

‘Je moet er mee leren leven.’ De eerst volgende die dat zegt, kan een flinke draai om de oren verwachten van mij. Wat een verschrikkelijke uitdrukking is dat. Accepteren dat de pijn er is, dat de vermoeidheid je leven beperkt, dat dingen niet meer automatisch kunnen. Een half uurtje tuinieren kost mij 2 uur hersteltijd, autorijden doet zo ontzettend pijn in mijn armen dat ik uitgeput ben van een uurtje rijden. Het lichaam staat op standje overdrive, in constant herstel van middelmatige inspanning. Je raakt er uitgeput van.

Maar om dan maar thuis te blijven zitten en niet op schrijfvakantie in Italië of Portugal te gaan, dat concert van mijn favoriete zanger toch maar niet doen, omdat ik weet dat ik er een week na afloop nog mee bezig bent? Nee, dank je. Dan maar liever ‘leren leven’ met de pijnlijke gevolgen daarvan.

Voordeel van een verrot slaappatroon, is dat je wel gewend bent aan korte nachten. Om 1 uur thuiskomen na een fantastisch concert in Carré en vervolgens 4 uur later weer wakker zijn om naar mijn werk te gaan, geen enkel probleem. Ik zag het liever anders, maar ik leer er maar mee leven.

 

Loading

Stilstaan is zo 2015

Ik kan niet tegen verandering. Uitroepteken.

Ik ben dol op vaste patronen, waarbinnen ik kan werken en leven. Noem het dwangmatig gedrag, maar ik voel me het prettigst als alles hetzelfde blijft en er helemaal niets verandert, voor altijd en altijd. Ik werk bijvoorbeeld al meer 22 jaar bij dezelfde werkgever, sterker nog dit is nog steeds mijn eerste echte baan, afgezien van wat weekendbanen en vakantiewerk. Al meer dan 22 jaar dezelfde baan, dezelfde werkzaamheden, hetzelfde gebouw, dezelfde flauwe grapjes. Aangezien ons bedrijf geen detacheringsbureau is, is de grootste verandering wanneer ik van werkplek verander binnen kantoor, maar aangezien wij geen flexplekken hebben is zelfs de plek in kantoor een zekerheid. Mijn bureau, mijn plekje.

Je kunt het ook gemakzucht noemen; lekker blijven zitten waar je op je gemak bent, of ieder geval in een omgeving blijven die je goed kent, hoe toxisch deze ook kan zijn. Schijnzekerheid is ook zekerheid.

Net als stoppen met roken, is veranderen van baan een flinke uitdaging: stel dat ik verander van baan, moet ik weer opnieuw beginnen, nieuwe omgeving, nieuwe collega’s, nieuwe fietsroute, jezelf weer bewijzen. Wat als blijkt dat ik eigenlijk heel slecht ben in wat ik doe, maar dat nooit aan het licht kwam. Wat nu als ik faal. Nee hoor, laat mij maar lekker zitten.

Uiteindelijk is stoppen met roken natuurlijk het beste voor je gezondheid, veranderen van omgeving misschien ook wel.

Het enige dat er wel veranderd is, is de route naar kantoor. Ik ben in 22 jaar al 6 keer veranderd van woonadres. En als je niet van verandering houdt, is dat dus best overweldigend. Verhuis dan niet, zou je zeggen. Blijf zitten waar je zit, zeker als je niet van verandering houdt. Dezelfde buren, dezelfde weg naar werk, lekker veilig. Maar schijnbaar is verhuizen een hobby geworden, een nogal dure hobby. En nu is verhuizing nummer 7 aanstaande. Blijkbaar is verandering dus niet zo moeilijk als ik mezelf wil doen laten geloven.

Op het ogenblik gebeurt er nogal veel in mijn leven. Veranderingen die de dagelijkse zekerheden volledig overboord gooien: voor het eerst een koophuis, verhuizen en onverwachts buiten mijn vertrouwde werkomgeving gezet worden bij een opdrachtgever. Ondanks dat wij dus geen detacheringsbureau zijn, is dit al de tweede keer in 10 jaar tijd dat ik voor een tijdje mijn talent *kuchkuch* kan tonen aan nieuwe gezichten, mensen die nog onder de indruk raken van wat ik doe.

Een vreemde omgeving, vreemde gezichten en andere gewoontes. Bij de vraag of ik een tijdje extern wilde werken, was mijn eerste reactie ‘Neeeeee, ik moet al wennen aan het idee van een nieuw huis, niet ook nog een andere werkplek, doe het niet’. Mijn mond vertaalde dit zonder aarzelen in een ‘Ja’. Vreemd hoe je gedachte soms andere woorden vormt dan je uitspreekt.

Mijn instinctieve reactie is die van vluchten, verandering is slecht, eng. Ik blijf liever in mijn comfortzone, laat me met rust. Maar aangezien ik geen eigen wil heb, zit ik nu dus in een vreemd kantoor. En wat blijkt, ik vind het nog leuk ook. De buitenwereld is zo eng nog niet. Ik ben gelijk opgenomen in de groep, wordt als gelijke behandeld en mijn inzet wordt gewaardeerd en wordt zelfs uitgesproken. Niet dat ik dagelijks een schouderklopje wil, maar een blijk van waardering is wel zo fijn. Na 22 jaar op dezelfde plek is daar soms wel gebrek aan, je hoort bij het meubilair. Je bent een zekerheid geworden, en zekerheid is de fundatie voor iemand onderwaarderen en voor lief nemen.

Stil blijven zitten in je vertrouwde omgeving lijkt op zich een wijs besluit. Doen wat je altijd al doet levert misschien de meeste rust in je hoofd op, maar wanneer je stopt met je jezelf uit te dagen, buiten je comfortzone te komen, ben je dan wel gelukkig, zeker als de waardering achterblijft met de inspanning die je levert. Blijf je werk doen dat elke dag hetzelfde doen, schrijf je verhalen die je moeiteloos uit je mouwen schudt of schrijf je een keer een verhaal over iets dat je totaal niet ligt en blijk je dat zelfs leuk te vinden.

Jezelf uitdagen is dan best spannend en eng, het levert je wel zoveel nieuwe inzichten op. Zelfs als je een keer onderuit gaat. Dan heb je dat ook weer geleerd van jezelf. Stilstaan is zo 2015.

Uit je comfortzone komen, helemaal zo gek nog niet. Dat zou ik vaker moeten doen.

Loading

Millenials

Een term waar ik de laatste tijd niet aan kan ontkomen en een beetje een broertje dood aan heb, is millennial. Met grote regelmaat hoor ik deze term voorbij komen op radio en tv, voornamelijk als het over politiek gaat. Nu wil ik geen leven beginnen als politiek columnist, ik heb er gewoon te weinig verstand van en een gebrek aan standvastige sterke mening, dus houd ik de column ook maar een beetje luchtig. Het is immers al zwaar genoeg om volwassen te zijn. Waar is die tijd toch gebleven dat je zorgeloos steden bouwde met Lego, die je daarna zelf kon afbreken, of dat je soldaatje speelde met je vriendjes die je dood pieuw-pieuwden, om na 5 seconden weer op te staan en opnieuw gepieuw-pieuwd te worden.

Lees verder Millenials

Loading

De pennen zijn geslepen 

Sinds donderdagavond 27 oktober 2016 wordt elke donderdag om 20.30 uur het nieuwe televisieprogramma ‘De Pennen zijn Geslepen’ van de AVROTROS uitgezonden. Een programma met bekende en voor mij minder bekende Nederlanders, met of zonder schrijfervaring, die op een soort schrijfvakantie zijn en onderricht krijgen in het schrijven van een moorddadig goed verhaal. Succesvol thrillerschrijfster Saskia Noort en literair agenten Paul Sebes en Willem Bisseling nemen de deelnemers bij de hand op reis in de wereld van de schrijver.

Aangezien er ook een schrijfwedstrijd aan verbonden is waaraan het gewone publiek kan meedoen, met als juryprijs een masterclass door Paul Sebes en Willem Bisseling in Spanje en als publieksprijs een cursus literair debuteren door dezelfde heren maar dan in Amsterdam, heb ik ook de digitale pen laten vloeien en mijn eerste 150 woorden ingeleverd, in de hoop bij de 10 finalisten te eindigen en mijn verhaal aan te kunnen vullen tot 750 woorden. Finalist of niet, het verhaaltje wordt in ieder geval afgemaakt.

Waar schrijven voorheen alleen voor geletterden was of voor degenen die met een beitel en een stuk steen wisten om te gaan, is door de komst van de leerplicht in de 19e eeuw en met de komst van het internet in de 20e eeuw, het schrijven steeds toegankelijker geworden. Of de kwaliteit van het schrijven daarmee verbeterd is, is nog maar de vraag. Waren er vroeger nog maar een paar boeken die door de monniken werden gekopieerd, tegenwoordig kan elke enthousiasteling via een copyshop zijn of haar monnikenwerk onder de mensen krijgen.

Op basis van een onderzoek van dagblad Trouw uit 2007 gebaseerd op 2629 ondervraagden, zouden er 1 miljoen Nederlanders zijn die zich met schrijven bezighouden, 90.000 hiervan zouden de ambitie hebben van schrijven hun beroep te maken. Een aanzienlijk aantal Nederlanders is dus op de één of andere manier met schrijven bezig. Van dagboek tot blog, van kort verhaal tot boek, er wordt wat afgeschreven.

Programma’s over boeken zijn er al een tijdje, waarin met de schrijver of de lezer wordt gesproken over het boek of het leven, maar programma’s over het vak schrijven zijn er een stuk minder. Hobbyisten die zich echt in het vak willen verdiepen zijn al snel gebonden aan cursussen, schrijfvakanties of zelfs de schrijversacademie – allemaal een flinke investering in je eigen vaardigheid, wat niet voor iedereen is weggelegd. Een televisieprogramma lijkt mij dan een goede toevoeging voor de eerste kennismaking met de schrijverswereld, zeker op de publieke zender. Het mocht eens tijd worden.

Ondertussen worden de ambitieuze deelnemers in de riante schrijfboerderij getrakteerd op een gesprek met een mevrouw die een moord gepleegd heeft, wat op mij enigszins bizar en choquerend overkomt, maar hoe kom je anders in het hoofd van een moordenaar? Kun je iemand zomaar veroordelen zonder de feiten te weten en hoe gerechtvaardigd is een moord eigenlijk? Is een moord überhaupt te rechtvaardigen? Het gesprek maakt overduidelijk diepe indruk op de deelnemers.

Na dit gesprek worden de schrijvers in opleiding meegenomen naar een in scene gezet plaats delict. Thrillerschrijfster en forensisch rechercheur Carina van Leeuwen laat haar aanstaande collega’s voor een keer onbelemmerd de plaats delict vervuilen, waar zijn de haarnetjes en handschoenen, en probeert de cursisten duidelijk te maken waar objectief naar gekeken moet worden, zonder gelijk conclusies te trekken, iets waar sommige deelnemers wat moeite mee hebben. De interessante les van Carina is ten einde en vervolgens ontfermen Paul Sebes en Willem Bisseling zich over de deelnemers, die ze voeden met de technische kant van het schrijven; de w’s, de p’s en de s-en. Een aantal deelnemers heeft wat moeite om bij de droge materie geconcentreerd te blijven. Om de aandacht er weer bij te houden wordt de dag zoals altijd bij een schrijfcursus afgesloten met wat schietoefeningen, als we er toch zijn.

Met een kladblok vol aantekeningen en taartdiagrammen, gaan de schrijvers aan de slag om hun eerste verhaaltje van 750 woorden te schrijven. Onder begeleiding van een misplaatst onheilspellend achtergrondmuziekje zien we de schrijvers zwoegen, schrijven en schrappen. Kwalificatie voor de volgende aflevering staat immers op het spel.

De jury buigt zich over de verhaaltjes en geeft een juryrapport nadat elke deelnemer zijn of haar verhaaltje heeft voorgelezen. De een heeft zijn fantasie gebruikt, de ander blijft dicht bij zichzelf en schrijft bijna autobiografisch. De een gebruikt humor – wat nog steeds controversieel blijkt te zijn, de ander schrijft bijna dichterlijk. Geen enkel verhaal is hetzelfde.

Uiteindelijk besluit de jury alle deelnemers door te laten gaan naar de volgende aflevering, zonder een echte winnaar van de aflevering te noemen. Een beetje een anticlimax. Als je dan toch een spelelement wilt maken van het programma, moet je dat naleven ook natuurlijk.

Ondanks de onduidelijke structuur, de misplaatste mysterieuze achtergrondmuziek en het gebrek aan vermaak in het programma ben ik toch benieuwd naar de volgende afleveringen, in de hoop op verbetering en nieuwsgierig naar het spelelement.

Mijn inzending voor ‘De pennen zijn geslepen’

Het mes snijdt aan twee kanten
Het broodmes zakt diep in het vlees. Geen sensatie, geen extase, maar verwarring. Waarom voel ik nu ook niets. Langzaam druk ik het mes dieper, totdat ik het bot van mijn pols raak. Een scherpe, brandende pijn overmant me. Heerlijk. Het bloed sijpelt via het lemmet langs mijn hand op de grond en vormt een plas. Een gevoel van gelukzaligheid. Ik leef. Sterf, verdomme. Ik voel de kracht uit mijn benen wegvloeien, eindelijk grip op mijn leven.
‘Wat sta je nou te dromen, Iris. Dat mes wordt niet vanzelf schoon. Hier, een theedoek. Treuzel niet zo, ik heb nog meer te doen.’ Ma smijt de theedoek in mijn gezicht, het mes valt op de grond. Ik zak door mijn knieën en raap het mes op. Ongeduldig staat ze met een net gesopt mes te wachten. Zal ik? Ik droog de messen en leg ze in de besteklade. Morgen, echt.

Loading

Ochtendgebrabbel

Het schijnt goed voor je ontwikkeling als schrijver te zijn: ´s morgens een half uur tot een uurtje te schrijven. Ongegeneerd je gedachten laten vloeien uit je vingers, schrijfmeters maken. Vroeg in de ochtend zijn je gedachten nog het verst, onaangetast door invloeden van je omgeving; nog geen manlief, vrouwlief of kinderen die je ´lastig vallen´ met de dagelijkse beslommeringen. Nog geen televisie of ochtendkrant die je blik op de wereld beïnvloeden of je gedachten verontreinigen.

Na een paar weken ochtendschrijven lijkt al het gebrabbel misschien wel op elkaar, maar leer je jezelf steeds beter kennen als mens en als schrijver. Je komt erachter dat je wel erg loopt te zeuren over de kleine dingen in het leven of dat een specifiek onderwerp wel heel vaak voorbij komt. Schaam je er niet voor je eigen gebreken te benoemen, leg ze onder de loep, overdrijf lekker. Maak er geen proza van, schrijf gewoon zonder na te denken over komma’s, stijl of dat het überhaupt klopt wat je schrijft. Een moeilijke oefening voor de mooischrijvers.

Schrijf in stilte, laat je niet afleiden door invloeden van buitenaf. Dat is ieder geval het advies. Maar ik kan eigenlijk niet zo goed tegen stilte, ik word daar heel zenuwachtig en onrustig van. Complete stilte leidt mij af. Ik kan ook niet werken in stilte, ik moet altijd een achtergrondgeluid hebben. Voor mij is dat vaak rockmuziek; stevige gitaren, een lekkere drumsolo, een schreeuwende zanger of zangeres, of soms lekker Gayradio opzetten voor een paar uurtjes dansmuziek. Heel vroeger maakte ik huiswerk begeleidt door klassieke muziek van Bach en Mozart terwijl ik 1 en 1 probeerde op te tellen. Ik weet niet of ik nu nog de rust in mij heb om dit te kunnen. Wel vind ik het heerlijk om met de muziek van Enya of Loreena McKennitt te werken, voor een uurtje of twee, staafje wierook aan en ontspannen maar, daarna toch weer even een uurtje snoeiharde gitaren natuurlijk of de lekkere stem van Josh Homme.

Wanneer in de ochtend moet je dan schrijven? Zodra je wakker bent? Wanneer ben je wakker genoeg om zeker een half uur achter elkaar te schrijven, niet noodzakelijkerwijs samenhangend, maar toch enigszins bewust van wat je schrijft. Voor mij begint de ochtend meestal al om half vier in de nacht. Niet omdat ik een ouderdomskwaal heb, maar gewoon omdat ik een verrot slaappatroon heb; een symptoom van chronische vermoeidheid, kapot zijn maar niet kunnen slapen. Onze Abby helpt daarbij ook niet. Het leefpatroon van onze kat houdt in dat half vier in de nacht tijd is om buiten in onze tuin de behoefte te doen, tuurlijk joh, waarom heb je anders een kattenbak?. Daarom zit er dus om half vier een kat op me te miauwen tot ik wakker word. Vervolgens heb ik tot zes uur een bijbaan als menselijk kattenluik *plaats hier het geluid van een zweep*.

Sommigen van ons hebben eerst een paar potten koffie nodig om goed te kunnen functioneren (ik noem geen namen), anderen zoals ik zijn wakker en gaan. Van kinds af aan werd er voor gezorgd dat op tijd opstaan nooit een probleem zou zijn; de wekker gezet om zeven uur, om vijf voor zeven stond mijn moeder al op de deur te kloppen: ‘Het is bijna zeven uur, de wekker gaat zo, opstaan!’ Dit is helaas blijven hangen in mijn systeem; zet ik de wekker om zeven uur, ben ik om zes uur al wakker om zeker te weten dat ik om een minuut voor zeven uur de wekker uit kan zetten. Zucht.

Schrijven zodra je wakker is dus een rekbaar begrip. Je kunt ook even wachten tot je bij je positieven bent, douchen, ontbijtje erbij en wachten tot je gedachten op gang zijn gekomen. De kans dat er dan een kind of partner meekijkt waardoor wat op papier eindigt niet meer je eerste gedachten zijn is dan wel een stuk groter, en weer een stukje dat gaat over dat je geen tijd voor jezelf hebt, de kinderen wel erg vroeg wakker waren en de kat je weer vroeg wakker maakte. Het is maar goed dat je niet veel zinnigs hoeft te schrijven in de ochtend.

Ochtendschrijven in stilte, een utopie voor velen.

Loading

Bewustwording

Wie denkt de mens dat hij is?

De mensheid heeft zich sinds lange tijd knus bovenaan de voedselketen gevestigd en vindt zichzelf de beste ontdekking sinds de dinosauriërs. Sinds het uitvinden van vuur en gesneden brood (overigens is pure chocoladehagelslag de beste uitvinding ooit, serieus wie heeft dat uitgevonden en kan ik met haar/hem trouwen?), hebben wij besloten dat alles dat op de Aarde voortbeweegt ten doel staat van de mens. Afgezien dat het volgens de overlevering de nadrukkelijke wens was van een hogere macht om te regeren over alles dat kruipt over de aarde, is deze boodschap nog niet bij elk levend wezen doorgedrongen. Een surfer die nietsvermoedend zich veilig waant als hij de woelige baren denkt te regeren, komt bedrogen uit wanneer een haai de trek stilt met dit lekker mensplankje. Met zout smaakt rauw vlees zelfs lekker, en water genoeg om die lastige botjes door te spoelen.
Lees verder Bewustwording

Loading

Competitiedrang

Ik ben geen geboren winnaar. Ik heb er geen moeite mee om niet te winnen of niet de beste te zijn, daarom ben ik geen geboren winnaar. Als anderen behoefte hebben om sneller te fietsen of te rennen, ga dan vooral je gang, leef je uit. Ik leef met de instelling dat er altijd wel iemand sneller is, iemand die je voorbij streeft. Net als dat ik altijd wel iemand zal inhalen omdat die zijn eigen tempo aanhoudt. Ik laat me niet gek maken door me aan te passen aan het tempo van iemand anders, om roekeloos sneller te gaan dan ik kan om vervolgens een half uur later volledig uitgeput langs de kant te zitten. Familie bellen om me op te halen omdat ik de laatste 30 kilometer niet meer kan fietsen, komt niet eens in mij op. Ik zal en moet op eigen kracht de eindstreep halen, dan maar wat langzamer.
Lees verder Competitiedrang

Loading

Wanneer wordt een huis je thuis

Binnenkort komt het er dan toch echt van. Op de kop af twee jaar geleden hebben wij een huis gekocht in een nieuwbouwwijk in Noordwijkerhout. Nu is het dan eindelijk bijna zover. Twee jaar lang dagdromen over ons eigen huisje: gelegen aan een kabbelend beekje – nou ja, afvoerslootje naast de provinciale weg -, met uitzicht op de Noordzee – als je in de slaapkamer op de eerste verdieping op het bed staat kun je net over het geluidsscherm de zon achter het bos in de zee zien zakken -, in een rustige wijk – behalve dan de provinciale weg achter het geluidsscherm. Alles wat we nu niet hebben. Nu wonen we 5 kilometer van de zee, aan een drukke 30 kilometer weg en het enige water dat we hebben, is als de tuin blank staat door een flinke stortregen.
Lees verder Wanneer wordt een huis je thuis

Loading